De
watergeuzen zetten een traditie van de kapers voort
Heldhaftige Grote
Pier als voorbeeld
De watergeuzen zetten
de traditie van de beroemde fries Grote Pier voort. Grote Pier, hij is
geboren met de achternaam Donia, is oppermachtig op het water in de strijd
tegen de Saksen. Maar op het land moet hij het onderspit delven. Grote
Pier gebruikt net als de watergeuzen Barthold Entens
en Jacob Cabeliau, een twee hander of Bidenhender, een groot zwaard dat je met twee handen
moet vasthouden.
Rechts:
Grote Pier of Grutte Pier, kunstwerk in Kimswerd bij Harlingen, vecht met een tweehander, net als
watergeus Bart Entens.
|
|
De watergeuzen
moeten uitwijken voor de legers van de hertog van Alva. Ze zijn geen partij
voor de goed getrainde tercio's. De geuzen zijn avonturiers, calvinisten
en veelal edelen die alles zijn kwijtgeraakt. Ze leiden een leven als kaper.
Meestal hebben zij een commissiebrief (ook kapersbrief, bestelbrief, octrooibrief
of lettre de marque) van Willem van Oranje of zijn broer Lodewijk van Nassau.
De prins en zijn aanhangers zijn in de ogen van de Spanjaarden rebellen
en ze zien de watergeuzen als zeerovers en piraten die onmiddellijk ter
dood moeten worden gebracht. |
Enteren
van een vijandelijk schip is de belangrijkste aanvalsmethode van de
watergeuzen. Het liefst hebben zij een schip waarvan het dek smal
is en de romp bol. Enteren is dan heel moeilijk. Kanonnen die kogels
soms wel 500 meter ver kunnen schieten, worden ingezet om mensen uit
te schakelen, nog niet zozeer om een boot tot zinken te brengen. Bron:
Schepen en scheepvaart Tom Hartman |
|
Boven:
Bij Jemmingen komen op 21 juli 1568 7000 soldaten om onder wie veel watergeuzen. Twee maanden eerder verslaan de Opstandelingen een Spaans leger bij Heiligerlee. De hertog van Alva is weer de baas in de Lage Landen.
|
Willem van
Oranje vindt echter dat hij de koning steeds trouw is gebleven, zoals
we vandaag de dag nog in ons Wilhelmus
zingen (de koning getrouwe blijf ik tot in de dood).
Hij wil
als stadhouder de bevolking van Holland en Zeeland alleen maar beschermen
tegen de wrede soldaten van Alva.
Wanneer admiraal kan Willem van Oranje volgens
internationaal recht kapers (lees: watergeuzen) op de vijand afsturen.
Hij ondertekent echter nooit als admiraal. |
Van Oranje
kan ook een beroep doen op het zogeheten represaillerecht, het recht om
geleden schade - het verlies van bezit in bijvoorbeeld Breda en Orange
in Zuid-Frankrijk - met geweld te verhalen op zijn vijand. Willem van
Oranje is soeverein in zijn prinsdom Oranje en kan op grond daarvan kapers
in dienst nemen en hun een represailleoorlog laten voeren tegen Alva.
De watergeuzen
rusten hun kaperschepen uit in Emden, La Rochelle en Dover en brengen
hun buit in buitenlandse havens aan land.
Piraterij
is van alle tijden en komt overal voor, waar de handel bloeit. Piraten
zijn gewelddadig, kiezen hun leider uit hun midden en leven onder een
strenge discipline. In oorlogstijd worden veel piraten kapers. Een kaper
met een zogeheten commissiebrief van een prins valt onder het oorlogsrecht
en kan niet 'de voeten worden gespoeld' ofwel worden verdronken, wanneer
hij in handen van de vijand valt.
Commissiebrieven
verschijnen voor het eerst in Nederland in 1568, in het eerste jaar van
de Tachtigjarige Oorlog. Veel mensen lijden honger en kunnen de nieuwe
belastingen, de tiende penning, aan de hertog van Alva niet meer opbrengen.
Zij slaan de handen ineen en plegen aanslagen, landgangen en ontvoeringen
vanuit zee. De watergeuzen zijn de eerste Nederlandse kaapvaarders.
Al
die willen te kap'ren varen
moeten mannen met baarden zijn
Jan, Piet, Joris en Corneel,
die hebben baarden, die hebben baarden
Jan, Piet, Joris en Corneel
die hebben baarden, zij varen mee
(Tekst van
een oud Nederlands lied)
|
Boven: Willem van
Oranje geeft op 10 juni 1570 een kaperbrief of commissiebrief aan geuzenkapitein
Nicolaas Ruichaver.
|
Al
die ranzige tweebak (beschuit, red) lusten
Moeten mannen met baarden zijn
Jan, Pier, Tjores en Corneel
Die hebben baarden, die hebben baarden
Jan, Pier, Tjores en Corneel
Die hebben baarden, zij varen mee
Al die deftige pijpkens smoren
Moeten mannen met baarden zijn
Jan, Pier, Tjores en Corneel
Die hebben baarden, die hebben baarden
Jan, Pier, Tjores en Corneel
Die hebben baarden, zij varen mee
Al die met ons de walrus killen
Moeten mannen met baarden zijn
Jan, Pier, Tjores en Corneel
Die hebben baarden, die hebben baarden
Jan, Pier, Tjores en Corneel
Die hebben baarden, zij varen mee
Bron:
Forum
|
Boven: Johan van
Sieuwertsz krijgt op 15 mei 1570 in naam van Willem van Oranje deze commissiebrief.
|
Geheim spion
Diederik van Sonoy
krijgt de eerste commissiebrief van Lodewijk van Nassau op gezag van zijn
broer Willem van Oranje. De vijand, de Spaanse koning Filips II, wil de
opstand de kop in drukken en erkent de commissiebrief niet. Willem van
Oranje is als souvereine vorst van het prinsdom Oranje echter gerechtigd
commissiebrieven uit te geven, zo erkent bijvoorbeeld de Engelse rechtbank
in die tijd.
De geuzen
schenden soms hun commissies. Kaapvaarders mogen neutrale schepen niet
aanvallen, maar geuzen controleren de neutrale schepen ook en stelen vermoedelijk
soms toch goederen. De Spanjaarden scheren alle watergeuzen over een kam.
Zij zijn 'gewoon' piraten. Reders kunnen veel geld verdienen met de kaapvaart,
maar ook veel verliezen. Ze spreiden hun risico en kopen daarom ook aandelen
in andere rederijen. De aandeelhouders betalen soms 25.000 gulden borg
aan de overheid. Houden zij zich niet aan de regels dan verliezen ze hun
borg.
|
Is een kaapvaart
een succes dan krijgen de reders dividend naar gelang hun aandeel in het
bedrijf. Koopmannen en kapiteinen zijn in de regel reders.
De kapiteinen
onder de watergeuzen zijn vaak eigenaren of huurders van schepen. Steun
krijgen de geuzen nauwelijks. Admiraal Willem van der Marck, heer van
Lumey,
leent in 1571 een bedrag van Jean de Beaulieu voor de uitrusting van zijn
vloot. Hij krijgt zijn geld pas terug als winst wordt gemaakt. Maar meestal
kunnen de geldschieters fluiten naar hun centen. Buitgemaakte schepen
worden meestal gebruikt om de vloot van de opstandelingen uit te breiden
of te vervangen.
|
|
De
huiskapelaan van de familie Van Wassenaar, Dirk Woutersz van
Catwijk, tekent vlak na de inname van Brielle vlieboten
op een afbeelding van admiraal Willem van der Marck, heer
van Lumey. |
|
|
De watergeuzen
gebruiken grote vissersboten en koopvaardijschepen die snel en wendbaar
zijn. Ze moeten sterk genoeg zijn om kanonnen aan boord te kunnen dragen
zonder dat het schip aan wendbaarheid verliest. Het gewicht van de stukken
wordt uitgedruk in het gewicht van de kogels. Er zijn bijvoorbeeld twee-,
vier- en achtponders.
Donderbussen
Ook worden kleine wapens als mortieren en draaibassen, klein geschut voor
de korte afstand, op het dek geplaatst. De kapers gebruiken donderbussen,
snaphanen, scheepspistolen, drielingspieken en enterbijlen, dat zijn bijlen
met een gekromde punt aan de rugzij.
Veel kapers
zijn ondertekenaars van het Verbond der Edelen uit 1565, voormalige grootgrondbezitters
die nu niets meer te verliezen hebben. Gevangen genomen matrozen sluiten
zich vaak aan bij de kapers. Ze hebben geen andere keuze.
|
|
Boven: Pistolen,
zoals die gebruikt werden door de watergeuzen.
|
Landgangen
De watergeuzen, onze eerste vrijheidsstrijders, zijn voor zover bekend
de enige kapers die ook op het vaste land hebben geopereerd. Landgangen
zijn zeer gevreesd.
De geuzen
gijzelen of 'rantsoeneren' rijke personen maar ook vissers omdat zij veel
losgeld opbrengen. Gijzelaars worden vastgehouden als betalingsgarantie.
|
De kaper
krijgt soms blanco rantsoenbrieven mee aan boord. Een schip met een rantsoenbrief
kan niet nog een keer door een kaper worden gerantsoeneerd. De lading
brengt meestal maar de helft van de marktwaarde op. Maar dreigt een product
(bv graan) de markt te overspoelen waardoor de prijs instort, dan wordt
de lading gerantsoeneerd.
De eigenaren
kunnen de producten terugkopen, meestal voor iets meer dan de verkoopprijs.
Een beroemde rantsoenering gebeurt in september 1569. Watergeuzen kapen
Amsterdamse schepen van de graanvloot uit de Oostzee.
Een bron
van informatie over piraten en kaapvaarders is Daniel Defoe, de schuilnaam
van Charles Johnson.
|
De
admiraliteit verleent de commissiebrieven uit naam van de Staten-Generaal.
De geuzen zijn verplicht zich te melden bij hun admiraal om de buit
te verdelen. Maar dat doen zij in de regel niet. De geuzen zijn
maar net in staat om hun vloot in de vaart te houden met hun verdiensten.
Willem
van Oranje bepaalt in een artikelbrief van 10 augustus 1570 dat
hij een derde van de opbrengst van de buit krijgt. Maar hij heeft
dat deel nooit gekregen. Niemand controleert de geuzen. Zij varen,
behalve onder meer Lancelot van Brederode,
havens binnen waar Van Oranje geen vertegenwoordiger heeft. Succesvolle
kapiteins verdienen zoveel kapitaal dat zij de rest van hun leven
kunnen slijten als reder of koopman.
|
|
|