Drijvende kracht achter de
Opstand
Lodewijk van Nassau
(10 januari 1538 Dillenburg - Mookerheide 14 april 1574)
|
Lodewijk
van Nassau is, in tegenstelling tot zijn broer Willem van Oranje, een
overtuigd calvinist en een uitstekend 'netwerker'. Hij onderhoudt nauwe
banden met de leider van de hugenoten, De Coligny, met de watergeuzen
en hij raakt bevriend met de vechtjas Hendrik van Brederode. Vanaf zijn
achttiende helpt hij Willem van Oranje met het besturen van zijn uitgestrekte
bezittingen, hij onderhandelt over de huwelijkse voorwaarden (Willem trouwt
vier keer) en hij schrijft de tekst voor het uiterst belangrijke Smeekschrift.
Wanneer niets meer helpt schrikt Lodewijk er niet voor
terug zelf naar de wapens te grijpen. Hij is een onmisbare schakel in
de Opstand. Lodewijk brengt samen met zijn broers Willem van Oranje
en Hendrik van Nassau op 6 augustus 1564 een bezoek aan Hendrik van
Brederode in Vianen.
|
De Raad
van State besluit eind dat jaar de graaf Van Egmond namens de Liga naar
de koning in Spanje te sturen met het doel een einde te maken aan de
strenge geloofsvervolging van de calvinisten. Een duidelijk standpunt
neemt de koning na het bezoek van Egmond nog niet in. Op 1 mei 1565
zijn Lodewijk van Nassau, Hendrik van Brederode en Willem van Oranje
weer bijeen in Vianen. Komt er een oorlog?
Bond
van edelen
Die zomer proberen calvinisten meer steun te krijgen bij hun adellijke
geloofsgenoot Lodewijk van Nassau. Gilles Le Clerq, Jan van Marnix,
heer van Toulouse, en Nicolas de Hames zoeken de dan nog lutherse Lodewijk
van Nassau op in Spa, een kuuroord waar Lodewijk regelmatig verblijft.
Als zij Lodewijk voor hun zaak kunnen winnen komt er wellicht ook steun
van de prins van Oranje. Het gezelschap spreekt in Spa over de oprichting
van een bond tegen de strenge geloofsvervolging.
De alarmbellen
gaan in Madrid rinkelen wanneer op 6 september 1565 prins Willem van
Oranje, de graaf Van Egmond en de hertog van Kleef bijeenkomen in Vianen.
De hertog van Kleef moest enkele jaren eerder na een harde strijd Gelre
afstaan aan de Spaanse troon en geldt daarom als vijand.
Rechts:
Lodewijk draagt naar men zegt tijdens de slag bij Heiligerlee dit harnas.
Bron: museum Emden.
|
|
|
Jan van
Marnix, heer van Toulouse, stelt in november 1565 voor een bond van
edelen op te richten wanneer veel edelen bijeen zijn in Brussel voor
het huwelijk van Farnese, de hertog van Parma en niemand minder dan
de zoon van de landvoogdes. Na deze bijeenkomst in het huis van de graaf
van Culemborg
komt het gezelschap opnieuw bijeen in de woning van Nicolas de Hames.
Jan van
Marnix legt de edelen nu een oorkonde, het Compromis, voor waarin hij
het doel van de bond uitlegt. Afschriften van de oorkonde gaan nu ook
naar Hendrik
van Brederode en Lodewijk van Nassau. Lodewijk wil in eerste instantie
niet tekenen. Hij verontschuldigt zich omdat hij eigenlijk een vreemdeling
is omdat hij geen bezittingen heeft in de Nederlanden. Maar hij tekent
toch en Van Brederode volgt. Ook de graaf van Culemborg tekent met Willem
van den Bergh,
die met de zuster van Willem van Oranje is getrouwd.
Links:
Lodewijk van Nassau is geboren in slot Dillenburg waar hij ook regelmatig
terugkeert, bijvoorbeeld vlak voor de slag op de Mookerheide.
|
Lodewijk
van Nassau vertrekt hierna naar het Duitse rijk om hulp te vragen aan
Lutherse vorsten, maar weigeren de calvinisten hulp. De leden van het
Compromis willen nu eindelijk eens een krachtig optreden en maken een
plan om met geweld Antwerpen in te nemen. Van Brederode wil dat ook
maar Willem van Oranje is tegen. Nicolas de Hames beklaagt zich over
de slappe houding van Oranje bij Lodewijk van Nassau.
Smeekschrift
Lodewijk van Nassau komt op 10 maart met twee Duitse legeroversten,
Von Schwartzenburg en Von Holl, aan in Breda. De prins krijgt het
echter voor elkaar dat de lage edelen een smeekschrift gaan aanbieden
aan de landvoogdes. De tekst voor het smeekschrift is vermoedelijk van
Lodewijk van Nassau. De meeste edelen, onder wie Egmond en Megen, vinden
dat de plakkaten niet helemaal moeten verdwijnen en dat protestantse
predikanten straf verdienen. Willem van Oranje voelt het meest voor
gewetensvrijheid.
Lodewijk
van Nassau komt op 29 maart aan in Vianen en twee dagen later vertrekt
hij samen met Hendrik van Brederode naar Brussel om de landvoogdes het
Smeekschrift aan te bieden. Een stoet van zo'n 400 edelen loopt naar
de Raad van State. Lodewijk, leider van de niet-calvinistische edelen,
en Hendrik van Brederode sluiten de stoet. Na de aanbieding is een bestuur
gekozen, bestaande uit Hendrik van Brederode,
Lodewijk van Nassau, de graaf van Culemborg
en Willem van den Bergh.
Eerst neemt
Hendrik de leiding op zich waarna Lodewijk rond juli 1566 het stokje
overneemt. Misschien gebeurt dit op verzoek van Willem van Oranje omdat
hij vindt dat Hendrik te veel op de hand van de calvinisten is. Maar
ook de prins sluit een gewapend verzet niet meer uit. Von Holl werft
in het Duitse rijk al troepen. Lodewijk biedt op 30 juli 1566 het tweede
Smeekschrift aan.
Willem
van Oranje waarschuwt zijn broer voor de koning van Spanje die eveneens
troepen werft in het Duitse rijk. Ook dringt hij bij de leden van het
compromis er op aan afstand te nemen van preken door calvinisten. Dat
doen zij om weer wat later terug te komen op het nieuwe standpunt. Calvinistische
kooplieden verschaffen daarop het benodigde geld om troepen te werven.
De spanning
stijgt. Landvoogdes Margaretha van Parma, wil een einde maken aan de
calvinistische preken. Twaalf edelen die het compromis hebben onderschreven
willen haar een tweede smeekschrift aanbieden waarin zij klagen over
de vervolging van ketters. De edelen hebben er alles aan gedaan om de
openbare preken tegen te gaan. Maar omdat de koning geen antwoord geeft
en de Staten-Generaal niet bijeen komt is hun poging verijdeld.
Lodewijk
van Nassau constateert in juli of augustus 1566 dat de koning, nadat
hij eindelijk een brief naar Brussel stuurt, de Hagenpreken niet wil
gedogen terwijl het volk niet meer zonder wil. Hij geeft de toestand
goed weer want op 10 augustus 1566 begint in Steenvoorde de beeldenstorm.
|
Geen
graf voor Lodewijk van Nassau
Een graf van Lodewijk van Nassau bestaat niet. Pas in 1891, ruim
drie eeuwen na zijn dood, is in het kerkje van Heumen bij Nijmegen
een monument gebouwd. Het is geen grafmonument, maar een cenotaaf
ter nagedachtenis van Lodewijk en zijn broer Hendrik, die tijdens
het beleg van Leiden met een leger Nederland binnentrekken. Evenals
van graaf Adolf van Nassau (gestorven in Heiligerlee)
is van de graven Lodewijk en Hendrik geen laatste rustplaats bekend.
Lodewijk
van Nassau studeert net als zijn broer Hendrik in Straatsburg
waar Calvijn van 1538 tot 1541 werkt. Daarna nemen zij dienst
in het leger van de hugenoten. Lodewijk van Nassau verzorgt de
correspondentie van zijn broer prins Willem van Oranje. Hij onderhandelt
in Dresden met de keurvorst over het huwelijk tussen Willem van
Oranje en Anna van Saksen, Willem's tweede vrouw. Lodewijk is
ook lid van de belangrijke Liga die pleit voor de verwijdering
van de gehate aartsbisschop van Mechelen, Granvelle.
Lodewijk
zoekt steun voor de Opstand bij Duitse protestantse vorsten, maar
de lutheranen voelen niets voor hulp aan de radicale calvinisten.
Op 5 april 1566 bieden honderden edelen de landvoogdes in Brussel
het zogeheten Smeekschrift aan, waarin ze de Spaanse koning vragen
af te zien van de strenge geloofsvervolging. De Spaanse koning
stuurt een jaar later de hertog van Alva naar de Nederlanden om
orde op zaken te stellen. De graven van Egmond en Hoorne worden
gevangen genomen en Willem en Lodewijk moeten voor de Raad van
Beroerten (al snel bekend als de Bloedraad) verschijnen.
Lodewijk
van Nassau valt met een leger Nederland binnen en verovert na
de slag bij Heiligerlee een deel van het Groningse platteland.
De Tachtigjarige Oorlog is begonnen. Kort daarop ontsnapt hij
maar net aan het leger van Alva. Lodewijk zoekt nu steun in Frankrijk
voor de Opstand. Hij praat met De
Coligny, leider van de Hugenoten. Maar deze admiraal wordt
vermoord tijdens de Barthelomeusnacht.
Ziek
vertrekt Lodewijk naar Dillenburg. Daar smeedt met zijn broer
Hendrik een nieuw plan om Leiden te ontzetten. Het leger van 6000
soldaten en 3000 ruiters wordt echter verslagen op de Mookerheide
door Spaanse troepen die hiervoor het beleg van Leiden 'even'
moesten onderbreken. Lodewijk sterft op 14 april 1574 op 36-jarige
leeftijd. Hendrik is nog maar 24. Misschien zijn hun lichamen
verdwenen in een massagraf of vonden ze hun laatste rustplaats
in de moerassen.
|
|
Op 22 augustus
vraagt Hendrik van Brederode vanuit Holland aan Lodewijk van Nassau
of het klopt dat veel beelden worden vernield. Beiden zijn verrast en
vinden dat het volk niet voor eigen rechter moet gaan spelen. Dat zou
de edelen immers de kop kunnen kosten.
Margaretha
van Parma krijgt spijt en treedt hard op tegen ketters. Prediken is
goed, maar dopen en inzegenen van huwelijken zijn uit den boze. Willem
van Oranje en Lodewijk van Nassau merken op dat het 1 niet los staat
van het ander.
Rechts:
Hendrik van Nassau sterft net als zijn broer Lodewijk tijdens de slag
op de Mookerheide.
|
|
|
'Lodewijk
is de kwade genius'
Lodewijk van Nassau sluit op 30 augustus een verdrag met Herman van
Westerholt dat de legeroverste duizend ruiters twee maanden achter de
hand houdt voor een gewapend optreden. Margaretha van Parma laat rond
1 oktober aan de graaf Van Egmond weten Lodewijk van Nassau te zien
als de kwade genius.
De prins Van Oranje zou zich teveel door hem laten beïnvloeden.
Twee dagen
later ontmoet de graaf Van Egmond en Lodewijk van Nassau elkaar samen
met een aantal andere edelen. Van Nassau probeert Van Egmond over te
halen het verzet te steunen mocht het zover komen. Maar Van Egmond veronderstelt
dat de koning niet voor de wapens zal kiezen. Hij weigert mee te werken
aan een gewapend verzet.
|
Rond 18
oktober praten Willem van Oranje, Lodewijk van Nassau en Hendrik van
Brederode weer met elkaar in Vianen, nadat in Antwerpen de rust is weergekeerd.
Ze ontdekken dat Brunswijk en Megen troepen werven. Brederode besluit
Vianen te versterken. Het drietal bezoekt op 2 november de vergadering
van de Staten van Holland in Schoonhoven. Van Oranje, stadhouder van
Utrecht en Holland, moet nu in Utrecht de rust herstellen. Met een legertje
van enkele honderden soldaten trekt hij Utrecht binnen. De prins krijgt
het stadsbestuur zover dat de calvinisten buiten de Wittevrouwenpoort
hun godsdienst mogen uitoefenen.
Rechts:
Buiten de Wittevrouwenpoort in Utrecht mogen de calvinisten bijeenkomen.
De landvoogdes schrijft de koning in Madrid dat Willem van Oranje Utrecht
in handen van de ketters geeft.
|
|
Boven:
In de kerk van Heumen, op de Mookerheide, is een cenogaaf geplaatst
van Lodewijk en Hendrik van Nassau. Dat gebeurde ruim 300 jaar nadat
zij sneuvelden tijdens het beleg van Leiden. De kerk is niet vrij toegankelijk.
|
Margaretha
van Parma stemt er mee in, maar ze schrijft koning Philips ll, haar
broer, dat de prins Utrecht in handen van de ketters geeft. Op 15 december
1566 is de prins klaar in Utrecht en hij vertrekt met Lodewijk van Nassau
naar Amsterdam. De calvinisten gebruiken de Minrebroederskerk maar dat
is in strijd in het akkoord tussen de prins en Margaretha. De calvinisten
moeten eigenlijk buiten de stadspoorten hun preken houden. De prins
staat hen echter op 18 januari 1567 toe, wegens de koude winter, binnen
de stad hun godsdienst uit te oefenen. Opnieuw stoot hij Margaretha
voor het hoofd. Ze vraagt de koning Willem van Oranje te ontslaan. Van
Oranje heeft Lodewijk van Nassau, ondanks haar aandringen, steeds bij
zich gehouden. Op 20 januari 1567 vertrekken Van Oranje en Van Nassau
naar Haarlem.
Lodewijk
van Nassau probeert op 7 januari 1567 Hendrik van Brederode en andere
calvinistische edelen zover te krijgen dat ze het lutherse geloof zouden
aannemen. Dat gebeurt in het slot ter Aa bij Breukelen. De prins
en Lodewijk verwachten na een eventuele overstap meer steun uit Duitsland.
De spanning
stijgt. Van Egmond legt op 17 februari 1567 de eed van onvoorwaardelijke
trouw aan de koning af. Veel edelen, onder wie zelfs Floris van Pallandt,
graaf van Culemborg, volgen. Lodewijk van Nassau zou troepen werven
in Duitsland en Van Brederode in Antwerpen. Maar Van Egmond adviseert
de landvoogdes de geuzenbenden, die bij Oosterweel aan land gaan, aan
te pakken.
Op 13 maart
denkt Jan van Marnix nog dat de huurleger van Lodewijk van Nassau in
aantocht is. Het leger is echter van de vijand en staat onder leiding
van de heer van Beauvoir (Filips van Lannooy), versterkt met vendels
van Van Egmond, Aremberg en Berlaymont. Van Oranje houdt calvinisten
tegen die Van Marnix te hulp willen snellen. De hulp zou zin loos zijn
en alleen uitnodigen Antwerpen te bezetten, aldus Van Oranje. Een week
later is de rust pas enigszins hersteld in Antwerpen.
|
Lodewijk
van Nassau overlegt met Hendrik van Brederode en Joost van Schaumburg
in juli 1567 in Kleef. Van Brederode kampt met geldgebrek en
in augustus vraagt hij geld aan uitgeweken kooplieden in Wezel. Eind
dat jaar doet hij nog een vergeefse poging aan geld te komen. De Raad
van Beroerten roept Lodewijk van Nassau, Willem van Oranje, Willem van
den Bergh, Hendrik van Brederode, de graaf van Hoogstraten en de graaf
van Culemborg op 24 januari 1568 op zich te verantwoorden voor hun daden.
(Bron:
Van Hulzen, De Grote Geus Hendrik van Brederode)
Lodewijk van Nassau verslaat stadhouder
Arenberg bij Heiligerlee, waar zijn broer Adolf sneuvelt. Alva verdrijft
hem daarna uit Groningen. Lodewijk gaat naar Frankrijk waar hij aanhanger
van het calvinist wordt. Vanaf 1570 werkt hij in nauw overleg met zijn
broer Willem van Oranje aan een plan om de Spanjaarden uit de lage landen
te verdrijven. In La Rochelle maakt hij zijn vriend De
Lumbres admiraal van de Watergeuzen.
Hij raakt bevriend met Jeanne d'Albret
die hij (samen met anderen) overhaalt in te stemmen met een huwelijk
tussen haar protestantse zoon, Hendrik van Navarra, de latere koning
van Frankrijk, en de katholieke dochter van de koning van Frankrijk,
ter bezegeling van de verzoening tussen hugenoten en rooms-katholieken.
Het huwelijksfeest op 18 augustus 1572 is de aanleiding tot de Bartholomeüsnacht
23 op 24 augustus 1572.
Lodewijk
biedt Frankrijk Vlaanderen en Artois aan en Engeland Holland en Zeeland
in ruil voor militaire hulp. Engeland weigert. Op 1 april 1572 valt
Den Brielle. Lodewijk bereidt met steun van de Franse koning een aanval
in het zuiden voor. Op 23 mei verovert hij Valenciennes. Dezelfde dag
trekt de dubbelspion Antoine Olivier met drie wagens met wijnvaten vol
wapens naar Bergen in Henegouwen. Olivier geniet het vertrouwen van
de hertog van Alva maar hij speelt belangrijke informatie door aan Lodewijk
van Nassau.
|
|
|
Twaalf
soldaten, vermomd als kooplieden, weten 's avonds Bergen (Mons) binnen
te komen en openen 's morgens de poorten van de stad zodat vijftig ruiters
naar binnen kunnen. 'Orange, Orange, liberté, liberté', roepen zij terwijl
ze met hun geweren schieten om indruk te maken. Omdat de rest van de
troepen, zo'n 1500 man, wegblijven, rijdt Lodewijk van Nassau met zijn
ruiters de stad uit om met een voetknecht achterop weer de stad in te
rijden.
De rooms-katholieken
hebben niets te vrezen, legt Lodewijk later op het marktplein uit. De
strijd is gericht tegen Alva. Deze is woedend en stuurt onmiddellijk
4000 soldaten naar Bergen. Nog eens 16.000 soldaten uit het noorden
zijn onderweg. De hulp die Lodewijk uit Frankrijk krijgt is onvoldoende.
Het leger van de hugenoten wordt verslagen, 1200 mannen sneuvelen. Hun
leider, Genlis, wordt gewurgd en de vluchtelingen worden opgehangen
of verdronken.
|
Willem
van Oranje is met soldaten onderweg om Lodewijk in Bergen te ontzetten.
Lodewijk zit al meer dan twee maanden vast in de stad.
Willem
van Oranje is op doorreis met zijn leger in Leuven wanneer hij over
de Bloedbruiloft, de Bartholomeüsnacht,
hoort. Lodewijk van Nassau is zo verontwaardigd over de moordpartij
dat hij Alva voorstelt samen de Franse koning aan te vallen. Alva is
verbaasd en ook wel boos over het voorval. Alva zou de Bartholomeüsnacht
zelfs een misdaad hebben genoemd.
|
Lodewijk van Nassau
Gedenk, o Nederland! by 't tellen van die helden, waar steeds
het Nassausch zaad zoo welig in ontlook, die voor Gods zaak en
de uwe èn lijf èn leven, stelden, gedenk aan Heilgerleê, en Jemmingen,
en Mook! Ja! dat van Lodewijk de nagedachtnis leve by Neêrland,
Nassaus stam, en Neêrlands Kerk te zaam! Echt-Duitsche Gravenspruit,
echt kweekling van Geneve, echt Ridder zonder vrees, en Christen
zonder blaam; met Willem van Oranje uit éénen echt geboren, was
hy één hart met hem, en krijgs- en kampgenoot, zijn rechterhand,
maar ook zijn voorbeeld lang te voren in beider keus en deel tot
aan en in den dood.
(bron: Universiteit
Amsterdam)
|
Door historicus Isaac da Costa (1798-1860)
|
|
|
Gravure
boven: Lodewijk van Nassau geeft zich over en verlaat Bergen (Mons)
in Henegouwen. Een leger van de hugenoten is verslagen en Willem van Oranje
moet zich terugtrekken met zijn troepen na een mislukte overval op zijn
kamp waarbij hij bijna werd vermoord. |
|
Willem
van Oranje besluit toch een poging te doen zijn broer te bevrijden.
Hij bouwt een kamp op ten zuidoosten van Bergen, waar hij door hulp
van zijn hondje ontsnapt aan een moordaanslag. Op 19 september geeft
een zieke Lodewijk zich over. De partijen wisselen gijzelaars uit. Alva
laat Lodewijk gaan, hoewel hij hem zeer haat. De prins van Oranje en
zijn broer zien elkaar begin oktober weer in Roermond. Willem van Oranje
trekt naar Delft in Holland en schrijft Lodewijk regelmatig over de
belegering van Haarlem.
Links:
Lodewijk en Hendrik van Nassau zijn hier afgebeeld in een reliëf.
Het kunstwerk is aangebracht in de muur van de kerk in Heumen.
|
Lodewijk
van Nassau krijgt al in de herfst van 1572 een brief van de Franse koning,
Karel lX (zijn zus trouwde vlak voor de Bartholomeüsnacht met de protestantse
koning van Navarra). Karel betuigt zijn spijt over het Bloedbad. Maar
Lodewijk wantrouwt hem. In maart 1573 beginnen nieuwe besprekingen.
Karel stuurt geld: 180.000 gulden om troepen te werven.
Rechts:
Slag op de Mookerheide
|
|
Lodewijk
verpandt zijn laatste juwelen en bereidt een aanvalsplan vanuit Duitsland
voor met troepen en geld van de Franse en Poolse koning. Lodewijk trekt
met 13.000 man de Rijn over en verschijnt op 21 februari 1574 voor Maastricht
met het doel de Spanjaarden die bezig zijn met het beleg van Leiden,
bezig te houden. Een maand later trekt hij noordwaarts langs de Maas
waar een Spaans leger hem bij Mook overvalt. Op 13 april muiten de soldaten
en het leger valt uiteen. Lodewijk en Hendrik komen op 14 april om evenals
de hertog Christoffel, de zoon van de keurvorst van de Palts. Jan, de
enig overbleven broer van de prins overleeft omdat hij geld haalt.
Lodewijk
van Nassau voert het leger aan in de slag bij Heiligerlee en de slag
op de Mokerheide. Bij die laatste slag sneuvelt hij op 14 april 1574.
Rechts:
De cenogaaf van Lodewijk van Hendrik van Nassau in Heumen. Zie ook: de slag op de Mookerheide
(Bronnen:
P.J. van Herwerden, Standaard Encyclopedie, Een prince van Oraengien
van A.P. Bijl en Willem van Oranje van Jaap ter Haar)
|
|
|