Het
meer kan de
stad niet redden
Tijdens
het beleg van Haarlem, dat in december 1572 begint, speelt het
Haarlemmer Meer een belangrijke rol. Haarlem is bijna van aan
alle kanten ingesloten. Het ziet er slecht uit voor de Haarlemmers.
Gouverneur Wigbolt Ripperda
is vastbesloten Haarlem nimmer over te geven. Maar de bevolking
hongert en zijn soldaten raken uitgeput.
Maar
hermetisch afgesloten is Haarlem niet. De weilanden aan de zuidoostkant
van de stad staan onder water. Dat is een meevaller, want daardoor
is de zwaar belegerde stad vanaf het meer nog goed bereikbaar.
Regelmatig voeren geuzen kruit en levensmiddelen per schip aan.
En als de schepen niet meer kunnen varen omdat het meer met ijs
is bedekt, voeren schaatsers vrachten levensmiddelen, kruit en
lood met sleden aan.
Eenmaal
vallen Spanjaarden zo'n zwaar bewaakt transport aan, maar de Haarlemmers
verdedigen zich op het Haarlemmermeerse ijs. De Spaanse soldaten
slaan op de vlucht naar Vijfhuizen, nagezeten door de Haarlemmers.
De Spanjaarden worden uit het dorp verdreven. Het oude Vijfhuizen
wordt geplunderd en in brand gestoken. Niets blijft er van over.
De prooi wordt onder luid gejuich Haarlem binnengebracht.
Zodra
het warme lenteweer aanbreekt en de waterwegen weer ijsvrij zijn,
varen opnieuw herhaaldelijk zwaar bewaakte Haarlemse galeien met
roeiers en andere schepen naar buiten. Haarlem heeft inmiddels
een enorme galei gebouwd. De houtkoperij van Kenau Hasselaar levert
balken en kromhouten. Het nieuwe schip, bemand met soldaten onder
bevel van Jacob Anthoniszoon, moet de Amsterdammers er van weerhouden
een dijk te doorsteken. Zou dat wel lukken dan hebben zij zich
bij de Spanjaarden kunnen voegen. Op één van de tochten over het
meer worden bij Osdorp heel wat huizen van Spaansgezinde Amsterdammers
in brand gestoken. Hoe goed de Haarlemmers die strategisch belangrijke
dijk ook verdedigen, toch loopt het mis. In de nacht van 4 op
5 maart 1573 laat Don Frederik de Hoogen Dijk bij het Huis ter
Hart doorgraven.
Admiraal
Bossu verschijnt met zo'n veertig Amsterdamse schepen en acht
galeien op het Haarlemmer Meer. De bedoeling is de bevoorrading
van Haarlem een halt toe te roepen. De Hollandse Geuzenvloot,
op het meer gebracht onder bevel van Willem van Batenburg, kan
door de wind niet bij zijn tegenstanders komen. Zonder dat het
tot een treffen komt, zijn de schepen genoodzaakt uit te wijken
naar de Kaag en naar Leiden.
Eind
mei 1573 is de Spaanse vloot tot 63 schepen aangegroeid. Bossu
zeilt opnieuw uit richting Haarlem. Maar de vloot van de prins,
onder leiding van admiraal Marinus Brandt, telt wel honderd schepen.
Helaas, de Geuzenvloot mag dan groter in aantal zijn, de schepen
zijn slecht bemand en onvoldoende uitgerust. Daar komt bij dat
Bossu de wind in de zeilen heeft, terwijl de geuzen nauwelijks
vaart kunnen maken. Met de wind als bondgenoot lukt het Bossu
talloze Hollandse schepen tot zinken te brengen.
Na
een jammerlijke strijd wordt de verzwakte prinselijke vloot door
de Spanjaarden naar de Kaag en naar de Oude Wetering verdreven.
Daar kunnen de geuzen niets meer uitrichten. Integendeel, het
restant van de Hollandse vloot wordt daar opgewacht door Bossu's
luitenant Boshuizen, die nog eens 21 schepen op de Hollanders
verovert. Nu rest de zwaar aangeslagen, uitgehongerde stad niets
anders dan zich over te geven. Het Haarlemmer Meer heeft Haarlem
niet kunnen redden.
Er
wacht nog een gruwelijk tafereel. Zo'n 250 soldaten, die in het
belegerde Haarlem onder het Gele Vendel vochten, worden in een
lange rij buiten de stad gevoerd. Aan het hoofd rijdt de opperbevelhebber,
gevolgd door een korps tamboers dat naargeestig de trommels slaat.
Onzeker maar angstig over het lot dat hen wacht, schuifelen de
vermoeide en uitgehongerde krijgers via Heemstede naar het Haarlemmer
Meer. Het is een prachtige zonnige julidag en vredig ligt het
uitgestrekte meer er in lichte rimpeling bij.
Er
wordt halt gehouden en de trommelaars krijgen een teken te zwijgen.
Aan de rand van het water heerst nu doodse stilte. Dan klinkt
het moorddadig bevel en komen de Spaanse soldaten in actie. De
krijgsgevangenen worden rug aan rug gebonden en het meer in geplonsd.
Telkens als er weer zo'n menselijk pakket in het water wordt gedreven,
klinkt er triomfantelijk tromgeroffel. Meer dan honderd keer wordt
dit droevig tafereel herhaald. Het glinsterend watervlak van het
Haarlemmer Meer dient nu tot lijkwade van de ongelukkigen. (bron:
Haarlems Dagblad)
|