Poorter heeft geen schulden
Poorters moesten tot in de veertiende eeuw in de stad wonen waar hij of zij lid was van het poortersgenootschap met alle rechten en plichten die er bij horen. Het poorterschap was een erfelijk recht. Generatie na generatie bleven poorters in hun geboortestad wonen. Maar je kon ook verhuizen en elders poorter worden.
Het poorterschap was een persoonlijke kwaliteit die niet gebaseerd is op grondbezit. Iemand kon poorter worden door met een poorter te trouwen en zich in de stad te vestigen. Als iemand geruime tijd in een stad woonde, geen schulden had en goed bekend stond kon hij het poorterschap aanvragen. Een schuldeiser kon een stad aansprakelijk stellen voor de schulden van een poorter. Te hoge schulden of een misdrijf tegen een andere poorter kon leiden tot verlies van het poorterschap. Je werd dan uit het poorterboek geschrapt.
Het idee dat ieder individu staatsburger was kwam pas in de zeventiende eeuw op. Het staatsburgerschap werd geleidelijk na 1795 gerealiseerd. Tot die tijd was het poorterschap van grote betekenis.