Boven: De Oude Kerk van Goor met een zijtak van de Regge en de Poelsbeek. |
Sinds 1684 is Jacob van Coeverden ook stadhouder van de lenen. Hij vertegenwoordigt van 1695 tot 1705 Overijssel in de Raad van State. Maar hij is vanaf 1659 via vererving van Twickel ook erfmarkerichter van de marke Markelo. Deze erfelijke functie blijft ruim honderd jaar in handen van eigenaren van Stoevelaar. Hij is de belangrijkste adjudant van de erfmarkerichter het Weldam van de marke Stokkum, Herike en markenrichter van Elsen. Jacob trouwt in 1659 in Hengelo met Nicolina Ripperda, dochter van Willem Ripperda van Hengelo en Boxbergen en Aleid van Boekhorst. Nicolina krijgt bij haar trouwen van haar vader veel geld om daarmee de Stoevelaar ingrijpend te verbouwen. Negenenzeventig jaar oud overlijdt Jacob van Coeverden in 1707 op de Stoevelaar. |
Het
huis telt acht vuursteden en
behoort tot de grote
havezaten in Twente. Het vermogen van
de heer van Stoevelaar is
geschat op 150.000 gulden, waarmee hij
tot de rijkste edelen van
Twente behoort. Willem van Coeverden wordt in 1689 in de ridderschap verschreven. Waarschijnlijk is het huis in 1676 niet afdoende verbouwd. In 1700 volgt sloop. Een nieuw landhuis verrijst. Toch zou Willem van Coeverden de voltooiïng van het nieuwe huis niet beleven. Als majoor in het regiment van Baer sneuvelt hij in 1706 in Ramillies tijdens de Spaanse successieoorlog. Zijn oudere broer Borchard Amelis is al in 1685 lid van de ridderschap omdat hij van zijn moeder het Huis Hengelo krijgt, zodat z’n jongere broer Willem vanwege Stoevelaar zitting neemt in de ridderschap. Borchard Amelis van Coeverden bouwt het huis Stoevelaar af na de dood van zijn vader en zijn broer Willem. Boven de deur van het nieuwe huis plaatst hij een gevelsteen met de latijnse tekst: In het jaar 1460 heeft Reinoud van Coeverden, kleinzoon van Reinoud, de laatste heer van Van Coeverden en Drenthe, deze burcht voor zich en de zijnen verkregen door zijn huwelijk met Catharina de Rode van Heeckeren. |
Boven: De Oude Kerk of Hofkerk gezien vanuit het westen, ongeveer vanaf de plek waar eens het huis Scherpenzeel van de familie Van Coeverden heeft gestaan. |
Boven: Een familiewapen dat is aangebracht in het Huis Heeckeren herinnert aan het oude kasteel Heeckeren waar de familie Van Coeverden (kwartierstaat linksonder) woonde. |
Vanaf dat moment hebben zijn zoon en kleinzonen het goed onafgebroken in eigendom. Johannes en Anna van Ittersum erfvrouwe van Rhaan, Reinoud en Cornelia van Varik tot Varik, Jacobus en Maria van Ittersum tot Garner, Borchardus en Anna Catharina Ripperda tot Weldam, Jacobus en Nicolina Ripperda tot Hengelo en Borchardus Aemelius tot Stoevelaar en Hengelo, die, nadat het door ouderdom in elkaar stort, het vernieuwd heeft. Borchard Amelis van Coeverden erft in 1678 het Huis Hengelo en in maart 1710 is hij drost van Twente. Maar in oktober van hetzelfde jaar sterft hij ongehuwd. Hij krijgt zijn laatste rustplaats in de Martinuskerk in Markelo. |
Zijn drie broers sterven jong. Unico blaast zijn laatste adem uit op vijftienjarige leeftijd na een langdurig ziekbed, Amelijs verdrinkt als elfjarige in de gracht en Jan-Cornelis sterft honderd dagen na zijn geboorte zonder ziekteverschijnselen. Erfgenamen van de boedel, bestaande uit het huis Hengelo en het Stoevelaar, worden de kinderen van Borchards zuster Aleida Isabella van Coeverden, die in Eibergen in 1676 trouwt met Arnold Ludolf van Keppel tot Odink. Hiermee komt een eind aan de bewoning van de Van Coeverdens op het Stoevelaar. De van Coeverdens behoren tot de oudste Nederlandse adellijke geslachten. De stamboom gaat terug tot omstreeks 1110. Rond Goor bezit de familie vijf eeuwen lang havezaten als Stoevelaar, Scherpenzeel, Heeckeren en Wegdam. De laatste kasteelbewoner is Frits van Coeverden die tot begin 1800 op Wegdam woont. Hij jaagt het familievermogen, kasteel en boerderijen, er in relatief korte tijd door heen. Sindsdien bestaat de familie niet meer uit jonkers en jonkvrouwen met functies die bij de adelstond horen, maar uit boeren en arbeiders. De jongere zoon Johan Philips Christoffel van Keppel krijgt de Stoevelaar in 1711 . Het goed vertegenwoordigt nog een waarde van 30.000 gulden, slechts twintig procent van de waarde van ruim vijftig jaar eerder. |
De jongere broer Georg Borchard Unico van Keppel krijgt de havezate Huis Hengelo. Johan van Keppel overlijdt in 1741 en zijn weduwe Agnes van Rheede in 1743. Zij laten geen kinderen achter. Op verzoek van de erfgenamen wordt een inventaris opgemaakt van de nagelaten goederen op de Stoevelaar. Hieruit blijkt dat in de volgende ruimtes goederen zijn opgeslagen: in het eetgemak, in ’t cabinet aan de vrouw van Stoevelaars slaapkamer, op de grote zaal, in de rooje kamer, in de andere slaapkamer,in het voorhuys, op de kamer boven het eetgemak, de alkovekamer, de kamer naast de alkovekamer, boven op de gang, op de zolders, in ’t eetsaal beneden, het camertie agter ’t eetsaal, in de wijnkelder, in de melkkelder, in de bierkelder, in ’t gemak daar het volk eet, in de kookkeuken, in de stal, in ’t bouwhuys, in de brouwerij en ’t bakhuys, op de knegtskamer. Van Keppel had de boedel behoorlijk desolaat achtergelaten, want tegenover de activa ter waarde van 120.000 gulden staan schulden van ongeveer 116.000 gulden. Op last van de crediteuren wordt Stoevelaar gerechtelijk verkocht. |
De Zwolse burgemeester Derk van der Wijck, één van de belangrijkste schuldeisers, koopt het goed voor 57.000 gulden. Hij knapt het huis op en vervangt één van de bouwhuizen, getuige het jaartal 1744 in een nog aanwezige steen. Derk van der Wijck is lid van de Zwolse stadsregering, lid van Gedeputeerde Staten van Overijssel en verwerft veel aanzien. Waarschijnlijk woont het echtpaar van der Wijck slechts bij uitzondering op het Stoevelaar. Uit een volkstelling van 1748 blijkt dat het Stoevelaar leeg staat en dat de hovenier Hendrik Eggink met zijn vrouw en zes kinderen een bouwhuis bewoont. Van der Wijck overlijdt kinderloos in 1751. Derk benoemt in zijn testament de tweede zoon van zijn overleden broer tot erfgenaam. Jan Hendrik trouwt in 1755 in Deventer met Maria Brouwer (1732-1788), die hem dertien kinderen schenkt. Na het overlijden van Jan Hendrik kunnen de erfgenamen maar niet tot overeenstemming komen over de verdeling van de boedel van hun vader. Ten behoeve van een proces wordt in 1816 een beschrijving gemaakt van de boedel. Hieruit blijkt dat het huis een ruim voorhuis, zijkamer, kelderkamer, een mangelkamer, een wijnkelder, een kelderkeuken, een waschkamer voorzien met een pomp, een melkkelder met nog drie kleine keldertjes en een klein kamertje bij de trap van de kelderkeuken. |
Boven: De eerste kadastrale kaart rond 1830 brengt de havezate Stoevelaar met de grachten nauwkeurig in beeld. |
Boven: Op de plek van de bebouwing in het midden van dit plaatje stond vroeger het kasteel Stoevelaar. Nu is er alleen nog het bouwhuis over. Rechtsonder rukt de bebouwing van de stad Goor al op. |
Op de eerste verdieping bevinden zich een met hout beschoten zijkamer en twee kleine kamers. Op de verdieping daarboven is een zaal behangen met tapijten, twee behangen kamers, waarachter nog enkele kamers met haardsteden en nog vijf kamers, zowel grote als kleine en tenslotte nog een zolder met onder meer een meidenkamer en een vliering. Er zijn twee bouwhuizen. Eén met een stalling voor zes paarden, een stal met een grote deel, een brouwhuis, een bakkamer en buiten een varkensschot. In het andere bouwhuis is een oranjerie, een koetshuis, een berging voor hout, een timmerkamer, een keuken, een knechtenkamer, een opkamer en een groenkelder. Tot de havezate behoort nog het muldershuis, de erven Philipsborg (Flipsborg), Wissink, Warmelo, Morsink, Slot, Stoevelman, Hekhuis en Mottena (Matena), alsmede de katersteden Koldendijk, Kleine Höfte, Koldenberg en Nijland. De erfgenamen Van der Wijck verklaren, dat aan de havezate zijn verbonden: het recht van verschrijving in de ridderschap; het borgmanschap in Goor, de aanstelling van een organist in Goor samen met de magistraat van die plaats, het recht van collatie in Markelo, waarin begrepen was het aanstellen van de schoolmeester, de koster en de voorzanger en het beheer van de kerkgoederen, dat samen met de katholieke huizen Oldenhof en Westerflier. Tenslotte behoren aan de havezate stoelen en een grafkelder in de kerk in Goor en een plaats voor twee banken in de kerk van Goor. |