Boven: Duitse
huursoldaat. Benden van ordonantie
Het leger in de Lage Landen heet in het begin van de Tachtigjarige Oorlog de Benden van ordonantie. De benden bestaan uit lansen en een lans bestaat uit een kurassier in een vol harnas, een schildknaap en een page en twee lichtbewapende boogschutters. Alle vijf personen berijden een paard.
In totaal 30 tot 50 van deze eenheden vormen samen een bende. Een legerkorps van zo'n veertien benden staan onder leiding van een lid van de hoge adel, zoals Willem van Oranje, Egmond, Hoorne, Megen, Mansfelt, Aremberg, Bossu, Rennenberg en Hoogstraten.
In totaal bestaat een legereenheid uit zo'n 2100 tot 2800 mannen te paard, ofwel veertien benden maal 30 tot 50 lansen.
De zware cavalerie is in het drassige Holland, Zeeland en Vlaanderen niet inzetbaar. De hoeven van de paarden zuigen zich vast in het moerassige land en de zachte klei. Lichte cavalerie, met een bepansering van slechts een borstplaat, is wel inzetbaar. Bijvoorbeeld om de omgeving te verkennen. Op harde grond is de zware cavalerie altijd in de buurt van de lichte cavalerie om de vijand snel te kunnen verslaan, onder meer door het leger te verrassen.
Bron: Ton Oosterhuis in Lumey de Vossestaart.
|
Boven: De Zwitserse
garde was zeer gevreesd. Zij bewaken nog steeds de paus in Rome.
Forlorn hope of verloren hoop
Het Engelse forlorn hope is in de zestiende eeuw ontleend aan het Nederlandse verloren hoop. De verloren hoop is een groep krijgers die voor het leger is geplaatst. Zij voeren de eerste aanval uit en zullen die waarschijnlijk niet overleven. Hoop betekent hier groep of schare. Door de dubbelzinnigheid van het woord hope verschoof de betekenis in het Engels in de zeventiende eeuw naar zwakke, laatste hoop en hopeloze onderneming. Bron: Onze taal.
Zie ook: www.cavaleriehistorie.nl Organisatie van staats leger en www.dutchregiments.eldrik.net Lanciers, kurassiers, arkebussiers, dragonders en huzaren
|