De archeologen vonden Bentheimer zandstenen met een lengte van vier meter. Dit was een deel van de fundering. Bijna alle stenen zijn hergebruikt bij de bouw van nieuwe boerderijen in de omgeving. Ook vonden zij kloostermoppen, dakpannen en gesneden vensterlas in de kleuren lichtgroen, blauw en rood. Ook een drinkglas van blauwgroen waldglas kwam naar boven en een berkemeier met noppen op de stam uit de eerste helft van de zestiende eeuw.
Diederik Bente schreef zijn doctoraal scriptie over de middeleeuwse archeologische opgraving in Bentelo. Hij concludeerde dat de Hachmeule zeker één vertrek telde met een gewelf. De naam Hagmolen zou de ligging van de molen weergeven. Een hag is een bebosde plek of een met kreupelhout voorziene plaats. (bron: Verwijs en Verdam).
Weddehoen Rond 1330 of 1340 hoort de Hagmolen bij de Hof te Weddehoen (Wiene) in het kerspel (parochie) Delden (bron Muller 1889-1891). In Twente zijn dan zes hoven (bezit van de bisschop): Oldenzaal, Ootmarsum, Delden, Weddehoen, Borne en Goor. De Hagmolen is in de 14e eeuw een kamerling goed of keurmedigen. Alleen met toestemming van de heer mochten de bewoners trouwen. Na overlijden van de bewoners krijgt de heer het beste goed uit de nalatenschap. (bron Aalbers 1974).
De Hagmolen begon als katerstede, wat betekent dat de bewoners slechts beperkt gebruik mogen maken van de woeste, ongedeelde gronden van de marke. Boeren maakten plaggen van de woeste, heidegrond en vermengde dat met poep van de dieren er om de grond mee te bemesten.
De Hagmolen groeide uit tot huys, hof en zaalstede en werd vanaf 1580 zelfs een havezate, wat betekende dat de bewoner zitting heeft in de Ridderschap en Steden, de voorloper van provinciale staten. 1581 was een rampjaar voor de Hachmeule. Het beleg van het staatse Lochem begon. Bijna dagelijks trokken Spaanse troepen langs de Hagmolen dat geconfisceerd is omdat de bewoner, Herman van Welveld, staatsgezind was. De watermolens zijn verwoest, het graan gestolen en de grond onbebouwd. |