door Huib Uil
27 juni 2005
De hervormde gemeente van Serooskerke
op Schouwen herdenkt het zeshonderdjarig bestaan de Christelijke gemeente. Begonnen als rooms-katholieke parochie - vanaf 1405 wordt Serooskerke
vermeld in de rekeningen van het bisdom Utrecht - wordt in de hervormde
gemeente nog steeds Gods Woord gehoord en daarover gepreekt. De komst
van een eigen predikant in dit dorp heeft heel wat voeten in de aarde.
De Opstand tegen de Spaanse koning heeft voor de Nederlanden ingrijpende
gevolgen. De oorlog zorgt voor veel leed en grote schade. In
1575 geeft de Spaanse landvoogd opdracht tot een veldtocht, die tot doel
heeft Zierikzee en daarmee Schouwen en Duiveland te veroveren. Zo zou
een wig worden gedreven tussen de opstandige gewesten Holland en Zeeland.
Onder leiding van kolonel Mondragon waden Spaanse troepen door
het Zijpe en slaan het beleg voor Zierikzee. Om de stad zo goed mogelijk
te beveiligen, wordt Schouwen onder water gezet.
Geen betaling
Over en weer worden de dorpen, die als eilandjes in de polder liggen,
belaagd. Op 14 december 1575 vallen geuzen met kleine boten
Serooskerke aan. Ze plunderen het dorp steken het in brand.
Het dak van de kerk gaat in vlammen op.
Zierikzee wordt weliswaar ingenomen, maar de Spaanse bezetting duurt
niet lang. Omdat de troepen al lange tijd geen soldij krijgen, trekken ze weg.
Zierikzee, Schouwen en Duiveland komen zo snel onder
het gezag van prins Willem van Oranje.
Het herstel van de schade vergt veel geld. Langzaam keert de bevolking
terug. De rooms-katholieke geestelijkheis is verdwenen en
de reformatie doet haar intrede. Om naar de kerk te kunnen
moeten de Serooskerkenaren naar een ander dorp, meer
dan een uur lopen. De predikant die zich het lot aantrekt van de inwoners,
is Godefridus Udemans uit Zierikzee. Op zijn voorstel wordt in 1609
besloten dat alle predikanten van het eiland gaan preken in Serooskerke.
De grootste schuur van het dorp dient als onderkomen. Maar die blijkt
al snel te klein om de schare te kunnen bevatten.
Eendrachtig
gaan de classis, de ambachtsheer en het dorpsbestuur samenwerken om
te voorzien in de nood. Prioriteit wordt gegeven aan het herstel van
de kerk. De begroting wijst een bedrag van 1300 of 1400 gulden uit. De
Serooskerkenaren sparen door accijnzen te heffen
op de verkochte wijn en bier. Aan de Staten van Zeeland vragen zij een bijdrage
van 900 gulden. De Staten stellen zich welwillend op, maar
gaan niet verder dan 600 gulden; voldoende om een begin te maken.
In 1611 is de kerk gereed. Voor de resterende kosten zoals die voor
de kansel en plavuizen op de vloer geven de Staten nog eens 400 gulden.
Eigen dominee
Nu komt de volgende wens ter sprake: een eigen dominee. Dominee Udemans
gaat naar Middelburg en gebruikt daar, met succes, al zijn overredingskracht.
De Staten geven toestemming om een predikant te beroepen. De classis
heeft een geschikte jongeman op het oog. Het is de net afgestudeerde
Lucas Spierinck, of - zoals hij zelf zijn naam schreef in de Latijnse
vorm - Spiringius. Hij is zoon van de dominee van Kruiningen, heeft
in Leiden gestudeerd en woont in Middelburg.
Proefpreek
Spiringius houdt een proefpreek voor de predikanten van de classis.
Die is tot volle tevredenheid. Een tweede preek over dezelfde tekst
valt opnieuw in de smaak, ook bij de toen aanwezige afgevaardigden van
Serooskerke. Spiringius wordt beroepen, waarna zijn examen volgt
voor de classis. Aan dominee Udemans neemt dit examen
af. Op 5 mei 1611 wordt Lucas Spiringius in Serooskerke
bevestigd als nieuwe predikant door Willem Teellinck, predikant van
Haamstede en Burgh.
Voor dominee Spiringius is geen geschikt huis beschikbaar. Daarom
blijft hij voorlopig in Zierikzee wonen. Weliswaar kan hij kort daarop
een huis in Serooskerke huren, maar dat is van korte duur. De predikanten
trekken zich het lot aan van hun jonge collega. Wat de classis nog nooit
eerder heeft gedaan, doet ze nu. Zij besluiten op eigen kosten een pastorie
te bouwen. Om dat te financieren, zien de predikanten onder meer
af van hun onkostenvergoedingen. Spiringius heeft vele talenten en dat
is de reden dat hij drie jaar later vertrekt naar Brouwershaven, om
zijn loopbaan te eindigen als predikant in Middelburg, de stad die hem
ooit een beurs heeft toegekend om te gaan studeren.