In de 13e eeuw behoorde een groot deel van het Westland, Loosduinen
en Den Haag tot het ambtsgebied van Monster.
Toen een begin werd
gemaakt met de bouw van Den Haag werd een splitsing
gemaakt in
Haag-ambacht en Half-Loosduinen. Dit laatste
dorp werd in 1812
losgemaakt van Monster. Tussen Den Haag en
Monster zijn nog enkele restanten van de vroegere glorie te
zien, zoals de buitenplaats
Ockenburgh, Bloemendaal, Solleveld en Langeveld.
De gemeente bestaat nu uit de drie kernen Monster,
Poeldijk en Ter Heijde. De gemeente is het
meest bekend als deel van De Glazen Stad: Het Westland. De tuinbouw speelt een centrale rol
in de gemeente. In totaal telt de gemeente een kleine 20.000 inwoners.
Op de veenlagen achter de duinenrij ontstond grond die erg geschikt was
voor tuinbouw en in
Ter Heijde bloeide de visserij. In het begin van deze eeuw namen de groenten-
en fruitteelt in
verwarmde kassen een grote vlucht. De helft van het areaal wordt nu benut
voor groenten zoals
tomaten, paprika's, komkommers, radijs en sla; de andere helft voor het
telen van bloemen.
Het strand en de zee worden jaarlijks door vele tienduizenden bezocht,
met het accent op het
dagtourisme. In Poeldijk is Veiling Westland gevestigd, de grootste groenteveiling
ter wereld
Expositie
350 jaar Bartholomeus Parochie Poeldijk
`Wat
ook te zien zal zijn, zijn de kunstvoorwerpen die onze parochie in de tweede
helft van de vorige eeuw in bruikleen heeft afgestaan
aan het toen net opgerichte Bisschoppelijk museum te Haarlem. Het zijn
kostbare boeken, mooie schilderingen en een tabernakeltje, vermoedelijk
afkomstig uit een schuilkerk.
Ook de vaandels van verschillende
verenigingen staan opgesteld.
Van
Tetrode in kapittel van Naaldwijk
Naaldwijk
800 jaar
Een grafelijke oorkonde
uit 1198 en de kapel van Poeldijk
In het jaar 1198 werd een grafelijke oorkonde uitgevaardigd,
waarin Naaldwijk voor het eerst is vermeld als gebied. In een eerdere oorkonde
uit 1156 kwam Naaldwijk voor als geslachtsnaam. Er werd gesproken over
Unarch van Nadelwich.
De oorkonde van
1198 handelde over een schenking van land aan een kapel in een kerk in
Utrecht. Graaf Dirk VII
van Holland en zijn vrouw Aleid van Cleef schonken het land de
Poel bij Naaldwijk aan de in de kerk van St. Marie te Utrecht
gebouwde kapel. De betreffende kapel was door kapelaan Allinius gebouwd ter nagedachtenis
van de vader van Dirk VII,
graaf Floris III van Holland. Alvorens in te gaan op het stuk land genaamd 'de Poel',
besteed ik enige aandacht aan de schrijver
van de oorkonde en tevens de bouwer van de kapel, Meester Allinius.
Meester Allinius,
degene dus die de oorkonde heeft geschreven, was van hoge
adellijke afkomst. Hij maakte deel uit van het
geslacht Van
Haarlem. Dit geslacht bezat veel geld en goederen en bekleedde hoge functies
in de kerk, in het klooster Egmond
en aan het grafelijke
hof. Allinius kreeg zijn opleiding in het klooster Egmond. Daarna bekleedde
hij vele functies. Zo was hij
hoofd van de
grafelijke kanselarij, waar uiterst belangrijke oorkonden werden geschreven.
Hij was kapelaan van de graaf van
Holland en zijn
familie, waarbij hij hen ook de biecht afnam. Dit was dus een gevoelige
en belangrijke functie. Ook was hij
priester en
kanunnik van het kapittel van St. Marie in Utrecht. En, het kan niet op,
hij heeft een deel van de Hollandse
geschiedenis
geschreven, namelijk over de Loonse Oorlog (1203-1205).
Meester Allinius
kon het zich dankzij zijn rijkdom en invloed op de graaf en de bisschop
van Utrecht veroorloven een kapel te
bouwen ter ere
van de overleden graaf Floris III. Het was destijds gebruikelijk om een
overleden graaf te herdenken in een
kerk of een
kapel. De graven van Holland werden al enige eeuwen herdacht in de grafelijke
kloosters van Egmond en
Rijnsburg. Bij
het overlijden van graaf Floris in 1190 werd er gekozen voor een nieuw
gebouwde kapel in de kapittelkerk van
St.
Marie te Utrecht. Er werd dus afgeweken van een traditie. Een verklaring
hiervoor kan zijn dat graaf Dirk VII zijn vijanden
wilde laten
zien dat hij ook in het bisdom Utrecht veel macht had.
Het land de Poel,
in later tijden de Baakwoning genoemd, was afkomstig van Johannis Nagel,
die het in leen hield van de graaf
van Holland.
Toen Nagel stierf viel het land terug aan de graaf. De graaf schonk het
vervolgens in 1198 aan de kapel in de kerk
van St. Marie
te Utrecht.
In 1310 bracht
het land de Poel 20 pond per jaar op en het was gelegen in de parochie
Naaldwijk. We weten dit, omdat de
graaf van Holland
en de bisschop van Utrecht uitspraak deden in een geschil over de inkomsten
van het betreffende land tussen
heer Willem
I van Naaldwijk en het kapittel van St. Marie uit Utrecht. Het kapittel
had de beste papieren, namelijk de
oorkonde van
1198, die aan duidelijkheid niets te wensen over liet.
In vroeger tijden
- maar ook nu nog getuige het achthonderd-jarig bestaan van Poeldijk -
dachten veel mensen dat het land de
Poel, dat in
de oorkonde van 1198 werd genoemd, sloeg op het gebied de Poel (later Poeldijk
genaamd) in Monster.
Bovendien dacht
men waarschijnlijk daarom dat met de in de oorkonde genoemde kapel, de
kapel van Poeldijk bedoeld werd.
Dit zijn echter
hardnekkige misvattingen. Het in de oorkonde genoemde stuk land is de Poel
(de tegenwoordige Baakwoning)
in Naaldwijk.
En de betreffende kapel staat in Utrecht.
De eerste vermelding van een kapel
in Poeldijk dateert uit ± 1280.
In het Oude Register van graaf Floris V van Holland staat geschreven:
"een hoeve land in de Poel bij de kapel tussen de beide Gantel".
Harry Groenewegen
Een
Romeinse Mijlpaal in Naaldwijk
Vorige week heeft
u kunnen lezen dat het oudste bekende document waarin Naaldwijk als dorp
genoemd wordt uit 1198
dateert. Dit
betekent echter niet dat ons grondgebied voor die tijd onbewoond was. Romeinen
lieten hun sporen na. Een mijlpaal
en een amfoor,
een Romeinse kruik of vaas met een nauwe hals en twee oren.
In 1490 vond
men bij het in cultuur brengen van een laag gelegen moeras of broekland,
dat in bezit was van het klooster Sion
bij Delft, een
complete Romeinse mijlpaal. De mijlpaal gaf een afstand aan van 7 of 8
Romeinse mijlen (10 à 11 km) naar de
dichtstbijzijnde
Romeinse stad 'Forum Hadriani' oftewel Voorburg.
Voorburg was in de Romeinse tijd een heuse stad met
marktrechten
en vervulde een belangrijke regionale funktie.
De exacte vindplaats
van de mijlpaal is niet duidelijk. Dit komt, omdat diverse geschied- schrijvers
uit de zestiende eeuw
allemaal een
andere vindplaats aanwezen. De één beweerde dat de mijlpaal
in Naaldwijk werd gevonden. Een ander wees
Monster aan.
En een derde lokaliseerde de vondst ergens tussen Naaldwijk en Monster.
In het recente
verleden hebben bekende lokale historici als Van Adrichem en Emmens zich
ook intensief bezig gehouden met
het lokaliseren
van de vindplaats van de Romeinse mijlpaal. De heer Van Adrichem meende
de vindplaats te moeten situeren in
Poeldijk, gemeente
Monster, en wel op een stuk land bij de Casembrootlaan.
De heer Emmens was een andere mening
toegedaan. Hij
concludeerde dat de mijlpaal gevonden zou zijn op een perceel land in de
Vlietpolder, in de buurt van de
Middelbroekweg,
tegenover de Bloemenveiling.
Uit opgravingen
is bekend dat er in de Romeinse tijd in Naaldwijk een belangrijke nederzetting
heeft gelegen ter plaatse van "de
Hoogwerf". Archeologische
vondsten langs de Middelbroekweg wekten het vermoeden op van een Romeinse
weg die destijds
van de Hoogwerf
naar Voorburg liep. Dit vermoeden werd in 1985 versterkt door de vondst
van een Romeins grafveldje aan
de Tiendweg,
op nog geen 25 meter van de Middelbroekweg. Een grote Romeinse amfoor die
onder meer werd gevonden,
zou gediend
kunnen hebben als zerk. Volgens de Delftse stadsarcheoloog Epko Bult was
het in de Romeinse tijd gebruikelijk
om grafvelden
buiten nederzettingen langs wegen te situeren. Dit betekent in ons geval
dat het heel goed mogelijk was dat er in
de buurt van
het grafveldje een weg lag. Namelijk de weg van de Hoogwerf naar Voorburg,
de huidige Middelbroekweg. Het
is naar mijn
mening daarom zeer aannemelijk dat de Romeinse mijlpaal in 1490 langs de
Middelbroekweg werd gevonden.
Zeer recent,
namelijk in november '97, werden er bij opgravingen in het Wateringse Veld
maar liefst vier Romeinse mijlpalen
gevonden. De
teksten op drie van de palen verwezen naar de Romeinse stad Forum Hadriani.
In de buurt van de vindplaats
werd tevens
een klein grafveldje ontdekt. De afdeling archeologie van de gemeente Den
Haag sprak van een 'sensationele'
vondst: tot
dan toe waren in heel Nederland slechts twee van
dit soort mijlpalen gevonden. Eén in Rijswijk en één
dus in
waarschijnlijk
Naaldwijk.
De Romeinse mijlpaal
die waarschijnlijk in Naaldwijk is gevonden is te bezichtigen in het Rijksmuseum
voor oudheden in
Leiden. De Romeinse
amfoor, gevonden aan de Tiendweg, is dichterbij te bewonderen en wel in
het Westlands Museum aan
de Middelbroekweg.
Harry Groenewegen
De portretten van de heren en vrouwe Van Naaldwijk
Het
eerste schilderij
met de beeltenis van Willem I van Naaldwijk - hij was heer van Naaldwijk
van 1305 tot 1345 - is helaas
verloren gegaan
tijdens de beeldenstorm van 1572. De zeven schilderijen hingen voor de
reformatie namelijk in de
tegenwoordige
Oude Kerk van Naaldwijk. Het eerste schilderij werd tezamen met stukgehakte
beelden, altaren en boeken
door de beeldenstormers
op de brandstapel op het dorpsplein gegooid. De zes andere portretten werden
voor vernietiging
behoed.
De heren Van der Woerd hadden naast hun contacten met de machtige Van
Voornes en de graaf van Holland, een aanzienlijk
goederenbezit
waaruit zij de nodige inkomsten verwierven. Bovendien waren zij ambachtsheer
van Naaldwijk, zoals Floris van
der Woerd in
1291. Een ambachtsheer besliste over alle geschillen, behalve als het ging
om zware delicten, zoals moord. De
betrokkenen
betaalden geld aan de Van der Woerds. Hiernaast hadden de Van der Woerds
ook het molenrecht. Iedere
inwoner was
verplicht, uiteraard tegen betaling, zijn graan te laten malen.
Een belangrijk
deel van hun inkomsten verkregen de Van der Woerds uit de opbrengst van
belastingen. De tienden op de
Geest en de
tienden van Honselersdijk vormden hier een voorbeeld van. Het zal duidelijk
zijn dat de Van der Woerds er
warmpjes bij
zaten en het nodige te zeggen hadden in Naaldwijk. De Van Naaldwijks deden
echter niet voor hun onder, zoals
later zal blijken.
Willem van der
Woerd overleed in 1336 en werd opgevolgd door zijn nicht Aleid van der
Woerd. Aleid was getrouwd met
Gerrit van Heemskerk.
Tussen Aleid en Gerrit aan de ene kant en Willem van Naaldwijk en zijn
zoon Hendrik en beider
echtgenoten
aan de andere kant ontstond een hoogoplopende ruzie over een drietal kerkelijke
zaken. Ten eerste waren de
twee partijen
het niet eens over wie de beste zitplaatsen in de kerk mocht hebben. Ten
tweede over wie er het eerst mocht
voorofferen
(het eerst een offergave brengen bij een kerkelijk plechtigheid). En ten
derde over wie er het eerst de "voir-Paes"
mocht nemen.
Een "voir-Paes" betekende dat men de gelegenheid kreeg om als eerste de
vredeskus te ontvangen op een
bewerkt blad
van metaal, hout, ivoor of been.
De beide families gedroegen zich schandalig. Het bleef niet alleen bij
woorden, maar de Van der Woerds en de Van
Naaldwijks gingen
elkaar zelfs te lijf. Dat kon uiteraard niet. Kennelijk waren de pastoor
en/of deken van Naaldwijk niet in
staat het meningsverschil
op te lossen, want de graaf van Holland werd er bijgehaald. In 1339 deed
hij uitspraak ten gunste van
de familie Van
Naaldwijk. Zij mochten voortaan op de noordzijde van het koor plaatsnemen,
als eerste voorofferen en
"voir-Paes"
nemen. Mijns inziens hadden de Van der Woerds de oudste rechten, maar de
Van Naaldwijks hadden nu eenmaal
een betere verstandhouding
met de graaf van Holland. In 1315 was Willem van Naaldwijk namelijk met
de graaf van Holland
ten strijde
getrokken tegen de Vlamingen. In 1345 zou Willem dit wederom doen. Hij
vocht toen tegen de Friezen en stierf in
de buurt van
Stavoren.
De beeldenstorm in Naaldwijk
Op 10 augustus 1566 brak de beeldenstorm los in Steenvoorde in de Zuidelijke
Nederlanden. Binnen enkele dagen woedde
de storm in veel andere steden en dorpen in de Nederlanden. Aanhangers
van de nieuwe leer bestormden de kerken van de
rooms-katholieke religie. Met name de beelden, maar ook andere uitingen
van de pracht en praal van het katholicisme moesten
het ontgelden. De katholieke kerk van Naaldwijk (de huidige Oude Kerk aan
het Wilhelminaplein) bleef vooralsnog gespaard.
In 1572 viel echter ook deze kerk ten prooi aan de driften van de fanatieke
aanhangers van de calvinistische leer. Baljuw, kastelein en rentmeester Willem van Hooff probeerde als een 'trouwe hond'
tevergeefs de belangen van zijn Spaansgezinde en
katholieke 'bazin', Margaretha van Arenberg (de vrouwe van Naaldwijk) te
behartigen. Hij schreef zijn bevindingen op in een 'Recueil ende corte verclaringe'. Dit verslag heeft de tand des tijds doorstaan.
Willem van Hooff werd in 1522 geboren in Naaldwijk als zoon van Jan van
Hooff en Maria Bosschaert. Reeds op 16-jarige leeftijd vertrok hij naar Leuven om in dienst te treden van de Van Arenbergs.
In 1545 verhuisde hij terug naar het Westland en
werd hij kastelein van het kasteel te Honselersdijk. Het kasteel was in
het bezit van de Van Arenbergs. Naast kastelein werd Van Hooff ook baljuw van Naaldwijk (in 1564) en rentmeester (in 1567).
In zijn 'Recueil' verhaalde Willem van Hooff over de jaren 1572 en 1573.
Van Hooff schetste zichzelf als een zeer trouwe dienaar van Margaretha van Arenberg. We moeten daarbij echter in ogenschouw
nemen dat Willem van Hooff nog het nodige
geld te goed had van de Van Arenbergs. Een positief verslag over zijn daden
in het ver van Leuven gelegen Naaldwijk zal het declareren van zijn rekeningen ongetwijfeld vergemakkelijkt hebben. We
moeten er dan ook rekening mee houden dat Willem
van Hooff zijn eigen (helden)rol in zijn 'Recueil' enigszins gekleurd heeft
weergegeven. Desalniettemin is deze historische bron van grote waarde voor de lokale historie van Naaldwijk. Het 'Recueil' vertelt
ons wat er tijdens de beeldenstorm in de huidige Oude Kerk van Naaldwijk gebeurde.
Op 1 april 1572 veroverden de Geuzen Den Briel op de Spanjaarden. Aangevoerd
door Willem van der Marck, de baron van Lumey, trokken ze plunderend verder het land in. De kerk van Maasland moest
het als eerste ontgelden. De kerken van
Naaldwijk, De Lier en 's-Gravenzande volgden.
Een aantal dagen later meldde de Naaldwijkse timmerman Mathijs Jacobsz.
zich op het kasteel van Honselersdijk om Willem
van Hooff te spreken. Hij verzocht Van Hooff om voortaan in de kerk de
nieuwe leer te mogen verkondigen. Van Hooff
verwees Mathijs Jacobsz. naar de gravin van Arenberg, die als vrouw van
Naaldwijk daarover diende te beslissen. Enige tijd
later meldde Mathijs Jacobsz., vergezeld van een collega-timmerman, Peter
Mathijs, zich wederom op het kasteel met hetzelfde
verzoek. Van Hooff nodigde de twee uit hun verzoek op schrift te stellen,
zodat hij het aan de gravin kon overhandigen. Het
schriftelijke verzoek werd ingediend, maar de twee timmerlieden hadden
zich inmiddels met geweld de kerk toegeëigend.
Willem van Hooff beschreef nauwkeurig in zijn 'Recueil' wat de twee timmermannen
hadden aangericht. Ze waren naar de
koster van de kerk gegaan en hadden zonder zijn toestemming de sleutel
van de kerk meegenomen. Vervolgens waren ze de
kerk binnengedrongen en hadden daar alles vernield wat de Geuzen heel hadden
gelaten. Ze hadden de beelden en altaren
gebroken en in stukken gehakt. Ook de bibliotheek van de kerk werd geplunderd.
De kapotte beelden, altaren en boeken
werden op een brandstapel op het marktveld gegooid. De katholieke kerk
was in handen van de calvinisten gevallen.
Op 9 juli 1572 was de katholieke mis voor het laatst in de tegenwoordige
Oude Kerk gelezen. Precies een maand later
geschiedde 'de eerste openbaere predicatie na den woirde Gods', kortom
de eerste kerkdienst volgens het calvinistische
geloof. Een aantal vooraanstaande
katholieken stapten over op de nieuwe leer. Een gewezen kanunnik van Naaldwijk,
Adam van Malsen, zwoor het katholieke geloof af en ging over op het
nieuwe geloof. Ook Hartman Adriaansz. van Capenborch, die 13 jaar kapelaan
en mispriester op Honselersdijk was geweest stapte over. Willem van Hooff
werd onder druk gezet de nieuwe leer te aanvaarden. Men probeerde hem het
leven zuur te maken. De raarste geruchten werden over hem verspreid. Zo
werd onder meer beweerd dat hij Spaanse soldaten op het kasteel verborgen
hield. Bovendien bereikten veel klachten over hem de prins van Oranje in
Den Haag. Willem van Hooff doorstond echter al deze stormen. Hij bleef
de Van Arenbergs en het katholieke geloof trouw. Een aantal malen werd
het te heet onder zijn voeten en ontvluchtte hij met vrouw en kinderen
het kasteel in Honselersdijk. Telkens keerde hij terug. Willem van Hooff
overleed dan ook op het kasteel te Honselersdijk, op 9 november 1583.
Naaldwijk kende dus in 1572 een heuse beeldenstorm. De calvinisten
konden voortaan hun preken in het openbaar bijwonen.
Ze hoefden niet
meer in het geheim in afgelegen schuurtjes bijeen te komen. De tegenwoordige
'Oude Kerk' stond voor hen
open. De positie
van de katholieken werd onzeker. Zeker na 1648 toen de Spanjaarden uit
de Nederlanden verdwenen.
Schuilkerken
vormden voortaan het decor voor hun geloofsbijeenkomsten.
Arie-Frans Middelburg
Patijnenburg in Naaldwijk
Patijnenburg
is waarschijnlijk in de negende of
tiende eeuw gebouwd en diende destijds als ontginningskern. Op een kaart
van omstreeks 1623 is de kasteelwerf met gracht
nog te zien. Het kasteel was inmiddels vervangen door een boerderij.
De eerste ons bekende, adellijke bewoner van het kasteel komen we rond
1300 tegen en heette Dirc Cottier. Hij was familie
van het geslacht Van de Poel, dat op het kasteel de Poel woonde, de latere
Baakwoning. Er zijn veel bewoners van
Patijnenburg bekend, zoals een vrouw met de prachtige naam Aleid van Kijfhoek.
En in de zestiende eeuw woonden er drie
generaties Van Heukesloot. Ook was Patijnenburg ooit in bezit van Jan van
Hooff en zijn zoon Willem, de kastelein van het
kasteel te Honselersdijk Veel Naaldwijkse straatnamen herinneren ons aan
voormalige bewoners van Patijnenburg. Denk maar
aan de Van Heukeslootstraat, de Willem van Hooffstraat en de Cottierstraat.
In 1652
kocht de rijke Dirk Pauw Patijnenburg en in die tijd kreeg de boerderij
een 'upgrading' of 'face-lift' tot buitenplaats.
Dirk Pauw hertrouwde met Elisabeth Cats, de dochter van de bekende dichter
en staatsman, 'vadertje' Jacob Cats. Elisabeth
bracht uit een eerder huwelijk drie dochters mee. Eén van die dochters,
eveneens Elisabeth geheten, was een mooi portret.
Naaldwijk is ook een
bedevaartplaats geweest.
Ter ere van St. Anthonius
Abt (of St. Anthonius van Padua?) en St. Adrianus (8 sept). Van beide heiligen
bezat Naaldwijk een heiligenbeeld. Voor St. Adrianus was er zelfs een St.
Adrianusgilde opgericht om deze heilige te herdenken. Het gilde bezat onder
andere twee hond land aan de 's-Gravenzandse weg, op de plaats waar de
zaak van Woonwensen is gevestigd.
St.
Adrianus was een heilige die werd aangeroepen om de mensen te beschermen
tegen de pest. Ook in Naaldwijk heeft deze
verschrikkelijke ziekte gewoed. In het cartularium van het kapittel sprak
men in de veertiende eeuw van "die seer quade
(=slechte) tyden". De grote Europese pestepidemie van ± 1350 had
kennelijk ook hier zijn sporen achter gelaten.
Aan het einde van de veertiende eeuw ging Graaf Willem van Oostervant op
bedevaart naar Naaldwijk. Deze Willem van
Oostervant (1365-1417) had net als veel voorgaande Hollandse graven heibel
met de Friezen. Graaf Floris V. had de
Westfriezen er rond 1280 al onder gekregen, maar met de Friezen wilde het
maar niet vlotten. Willem van Oostervant trok er
dan ook in 1398 met honderden edelen op uit om de Friezen nu eens definitief
mores te leren. Er was veel belangstelling om de
graaf te helpen, want een beetje ridder mocht graag een robbertje vechten.
Van Oostervant versloeg uiteindelijk de Friezen en
ging als dank op bedevaart naar Noordwijk, Naaldwijk en 's-Gravenzande.
Drie nonnen en de abdis uit Noordwijkerhout gingen
in 1468/ 1469 eveneens op bedevaart naar Naaldwijk.
Een ander katholiek gebruik dat samenhing met de bedevaart was de processie
of ommegang. Dit was een plechtige optocht
van priesters en leken binnen of buiten het kerkgebouw, waarbij men een
relikwie of heiligenbeeld meedroeg. In Naaldwijk
zullen de kanunniken en de deken ook meegelopen hebben met de processie.
Het geheel zal een fraai gezicht zijn geweest door
de vaandels, wierook, klokkengelui en de kleding van de kanunniken. Bekend
zijn de processies ter ere van St. Anthonius en
St. Adrianus, rond 1494 en 1496. Men liep "omt kerchof", dat wil zeggen
rond de kerk oftewel de Kerkstraat, maar ook liep
men "binnen omt dorp". Men liep dan waarschijnlijk door de Herenstraat,
Molenstraat en door de velden, weilanden en
boomgaarden, door het Potterslaantje om aan de andere kant van Naaldwijk
weer de bebouwde kom binnen te komen en zo
de St. Adrianuskerk weer binnen te gaan (Voor een routebeschrijving kunt
u terecht bij het VVV-kantoor in Naaldwijk).
Op een schilderij van Brueghel van rond 1560 kan men een processie van
St.Anthonius zien. Tijdens de processie(s) werd
vaak een kermis gehouden. De kerkwijding van de bepaalde heilige werd herdacht
door middel van een kerkmis. Kerkmis
verbasterde later tot kermis en daar hebben waarschijnlijk veel mensen
goede herinneringen aan!
|