Babymelk redde veel Deldenaren het leven DELDEN Leerlingen van de basisscholen in Delden herdachten gisteren de bevrijding bij het monument aan de Torendijk waarvoor ook oud-strijders en bewoners die de dagenlange strijd bij Delden hebben meegemaakt waren uitgenodigd. En dan komen de verhalen over heldendaden naar boven. Willy Poelman was 13 of 14 jaar toen hij met 80 mensen in een schuilkelder zat aan de Bentelosestraat, niet ver van de huidige Europalaan. "Op zondag 1 april, eerste paasdag, begonnen de beschietingen", vertelt hij na afloop van de herdenking. "Delden kreeg er flink van langs. Het ging direct ontzettend tekeer." Ongeveer een week eerder hadden de Duitse soldaten de bruggen over het Twentekanaal opgeblazen om de geallieerde opmars te vertragen of te stoppen. "Overal lagen Duitse soldaten in schuttersputjes langs het kanaal, onder wie veel jongens die flink drank hadden gehad. Ze hadden zich moed ingedronken." Onder de bescherming van rookgordijnen en mitrailleurvuur voeren Canadeze soldaten in bootjes het Twentekanaal over. Maar een bruggehoofd slaan aan de Deldense kant van het kanaal lukte niet op 1 april en niet op 2 april ondanks de voortdurende beschietingen. "Als we moesten poepen deden we dat op een schop. Konden we zo alles naar buiten gooien." Al snel raakte het voedsel op in de schuilkelder waarin ook twee baby's waren ondergebracht. "We hadden geen melk meer. Ik vergeet dat nooit meer. Jan Naafs, vader van één van de baby's, is toen uit de schuilkelder gekropen en zo'n vijftig meter naar zijn ouderlijk huis geslopen. Daar trof hij een aantal Canadeze soldaten die hem vertelde dat de Duitsers zoveel weerstand boden dat de Canadezen heel Delden ten zuiden van de Langestraat plat wilden gooien. Naafs verzekerde de soldaten dat Delden niet was geëvacueerd." De toenmalige burgemeester Van Nispen tot Sevenaer, naar wie een straat is vernoemd in Delden, zou bevriend zijn geweest met de Duitse legerleiding en had bewust of onbewust de Deldenaren niet uit hun huizen laten halen. "De meeste Deldenaren zaten in vaak geimproviseerde schuilkelders bij hun woning of in kelders onder hun huis. De Canadezen zagen toen van hun plan af. Pas op woensdag 4 april, na drie dagen zware beschietingen, hielden de gevechten op. "We moesten met de handen boven de hoofden uit de schuilkelder komen", vertelt Poelman. "Toen iedereen buiten was schoten ze een aantal keren met mitrailleurs in onze schuilplaats om eventuele Duitse soldaten uit te schakelen. Daarna moesten wij er weer in want de gevechten waren nog niet voorbij." |