Joodse begraafplaats Villapark hersteld DELDEN "Hier ligt begraven, een bescheiden en goede vrouw, Rachel dochter van David Meijer-Schleisner." Rabbijn Eliahoe Philipson gaat door de knieën en strijkt met zijn wijsvinger langs de voor velen onleesbare tekens. Hij vertaalt de tekst uit het Hebreeuws in het Nederland. De tekst, deels uit de Bijbel, is niet bijzonder voor een grafsteen. Joodse vrouwen krijgen altijd veel waardering. Wel bijzonder is dat het gaat om de laatste grafsteen van de voormalige joodse begraafplaats in Delden, bij het Villapark. Omdat de overheid rond 1864 voorschreef dat elke begraafplaats omheind moest zijn uit oogpunt van hygiëne, verplaatste de toenmalige heer van Twickel het kerkhof naar de Plaai niet ver van de Groene Brug. Precies een jaar geleden stond de rabbijn op dezelfde plek, verbaasd en ontstemd. Want voor een jood is een begraafplaats heilig. "De plaats behoort degene toe die er is begraven", vertelt Jacques Gans van het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK). "Tot hun wederopstanding. Joden ruimen nooit een begraafplaats." Volgens Jacques Gans generen joden zich echter omdat zij niet meer in staat zij hun graven te onderhouden. In de oorlog kwam 85 procent van de Nederlandse joden om. "De kleine groep die overbleef is niet meer in staat de tweehonderd joodse begraafplaatsen in Nederland goed te onderhouden." Alleen vrijwilligers kunnen met hulp van de overheid verval voorkomen. Maar zij konden niet voorkomen dat in Delden verschillende graven zijn verdwenen. "In de jaren 50 waren hier zeker nog vier vijf graven", vertelt Ben van den Nieuwboer die zich enkele jaren geleden ook inzetten voor het schoonmaken van de graven en het opknappen van de poort van de joodse begraafplaats aan de Dennenbosweg in Hengelo. Els Dennenboom-Frank uit Boekelo vergezelde een jaar geleden de rabbijn. "We konden de toegang niet vinden", vertelt zij. "We zijn dwars door het drassige weiland gelopen en hebben een tijd gezocht. Alles was begroeid." Waar precies de begraafplaats ligt wil niemand in de krant zien. "Vroeger was er een toegangsweg via de tennisbanen die toen nog op de plek van het Villapark lagen. Maar het weggetje is verdwenen en de begraafplaats is overwoekerd. Bomen en struiken zijn nu gekapt en de sloot uitgegraven." Een toegangsweg is er niet meer. Alleen over particuliere grond is de oude begraafplaats bereikbaar en de eigenaar van de grond dult geen vreemden achter zijn woning. Maar ook Jacques Gans wil liever geen ruchtbaarheid geven aan de exacte plek van de begraafplaats. "Ik heb al zo vaak vernielingen op begraafplaatsen gezien. Het geheimzinnige triggert mensen onder invloed er iets uit te spoken." Zo herinnert hij zich nog goed dat op de joodse begraafplaats op 't Schild in Goor grafstenen zijn vernield. Wanneer het gezelschap de oude begraafplaats verlaat vertelt Jacques Gans dat respect voor de doden een belangrijk goed is. "We zijn allemaal stoffelijk. Enkele dagen geleden ben ik weer met de neus op de feiten gedrukt. Toen is een man overleden, die de zoon was van het echtpaar waar mijn moeder was ondergedoken. Als dat niet is gebeurd en mijn moeder de oorlog niet had overleefd, was ik er wellicht niet geweest." DIEPENHEIM In het begin van de negentiende eeuw had Diepenheim een eigen joodse gemeente, waarvan de meeste leden armlastig waren. In de loop van de eeuw verbeterde de economische omstandigheden. In 1821 verliest de joodse gemeente van Diepenheim zijn autonomie: vanaf dat moment valt ze onder de Ringsynagoge Goor. Rond 1855 werden de godsdienstoefeningen in Goor in een synagoge gehouden; de begraafplaats aan de Hazendammerweg, een zijweg van de Oude Goorseweg, dateert van 1857. Een jaar later wordt Diepenheim weer officieel als Bijkerk erkend. Deze zelfstandige positie gaat in 1877 voorgoed verloren, wanneer de joodse gemeente van Diepenheim weer bij die van Goor gevoegd wordt. De joodse begraafplaats valt tegenwoordig onder Monumentenzorg en wordt onderhouden door de gemeente-instanties van Diepenheim. Aantal joden in Diepenheim: -------------------------------- De voornaamste groei van de joodse gemeenschap te Goor vond plaats in de negentiende eeuw. De gemeente was arm. Er was geen joodse school, maar de kinderen kregen wel les van een godsdienstonderwijzer. In 1821 werden de joodse gemeenschappen van Goor, Diepenheim en Markelo tot één Ringsynagoge samengevoegd. De synagoge stond aan de Malmberg, nu Schoolstraat geheten en werd vóór 1870 in gebruik genomen. De oude synagoge in Goor werd in 1902 vervangen door een nieuwe. Binnen de joodse gemeenschap van Goor bestonden drie genootschappen, die zich bezighielden met het begrafeniswezen, het opvangen van vreemdelingen en de verbreiding van het joodse bewustzijn. Heel belangrijk voor de economische ontwikkeling van Goor waren de eerste weefschool in de plaats, opgericht door de gebroeders Lavino, en de NV Twentsche Stoombleekerij, opgericht door G. Salomonson. In de dertiger jaren van de twintigste eeuw kwam er een klein aantal vluchtelingen naar Goor. Bij een aanval van NSB-ers op joodse inwoners van Goor in juli 1941 werd een vrouw gedood. Het overgrote deel van de joden werd gedeporteerd en vermoord, de overigen slaagden erin onder te duiken en zo te overleven. De synagoge werd tijdens een bombardement in april 1945 beschadigd en is na de oorlog afgebroken. In 1948 is de joodse gemeente ontbonden en bij die van Enschede gevoegd. Op de begraafplaats, die sinds 1970 op de monumentenlijst staat, bevindt zich een gedenksteen, ter herinnering aan de weggevoerde joodse inwoners van Goor. Aantal joden in Goor en omgeving: Net als in andere plaatsen dicht bij de oostelijke grens vestigden zich in Delden al vroeg uit Duitsland afkomstige joden. Zowel in 1695 als in 1710 worden namen van joden vermeld in gerechtelijke stukken. Het aantal joodse inwoners van Delden is altijd betrekkelijk klein gebleven. In 1838 werd Delden als een zelfstandige joodse gemeente erkend. De gemeente had een eigen synagoge, gebouwd in 1760, en twee begraafplaatsen. De oudste begraafplaats bevindt zich op het landgoed Twickel achter Huize 't Eysink aan de Hengelosestraat en is sinds 1786 niet meer in gebruik. De oudste grafsteen dateert uit 1764. De andere begraafplaats, De Plaai, ligt aan de Flierweg en staat sinds 1970 op de monumentenlijst. Beide begraafplaatsen worden tegenwoordig onderhouden door de plaatselijke autoriteiten. Tijdens de Duitse bezetting werd het merendeel van de Deldense joden gedeporteerd en vermoord. Na de oorlog is de synagoge verkocht en, na een tijdje gediend te hebben als opslagplaats, afgebroken. Een gevelsteen van het gebouw wordt bewaard in het Rijksmuseum Twente te Enschede. Aantal joden in Delden: Al vanaf het midden van de achttiende eeuw beschikte de gemeente over een begraafplaats in het nabijgelegen Buren. De groei van de gemeente bracht met zich mee dat er in 1848 in Borne zelf een tweede joodse begraafplaats ingericht werd. In 1842 werd aan de Ennekerdijk een synagoge gebouwd die blijkens de gevelsteen een jaar later in gebruik genomen werd. Binnen de joodse gemeente van Borne bestond een godsdienstig genootschap dat zich bezig hield met de studie van de Tora en zorg droeg voor de begrafenissen. Een vrouwengenootschap zorgde voor het onderhoud van de synagoge en de rituele voorwerpen. In 1897 werd een joodse school in gebruik genomen. Het dorp Borne dankt zijn ontwikkeling grotendeels aan de joodse familie Spanjaard (Salomon Jacob en zijn zonen Levie Salomon en Jacob Salomon) die er een bloeiende textielindustrie opzette. Rond 1910 bereikte de joodse gemeente van Borne zijn grootste omvang, daarna nam het aantal leden langzaam af. Tijdens de Duitse bezetting werd het overgrote deel van de Bornse joden in november 1942 naar Duitsland gedeporteerd. Slechts enkele van hen zijn teruggekeerd. De overige leden van de joodse gemeenschap zijn ondergedoken en hebben zo de oorlog overleefd. De bezittingen van de synagoge, die ondergebracht waren bij een bank te Hengelo, gingen tijdens een bombardement in 1945 vrijwel geheel verloren. De joodse school, de synagoge en het rituele bad werden tijdens de bezetting zwaar beschadigd door de NSB-ers die erin gehuisvest waren. Na de oorlog werd de synagoge aanvankelijk gerestaureerd, maar het gebouw kreeg al spoedig een andere bestemming. In 1985 zorgde de stichting De Bornse Synagoge voor een volledige restauratie van synagoge, ritueel bad, school en onderwijzerswoning. De gebouwen hebben een culturele bestemming gekregen. Het voormalige joodse schooltje in de Oude Kerkstraat was eerst als slagerij en later als schuur in gebruik. In oktober 1998 werd het gesloopt, onder de voorwaarde dat het in de oude vorm herbouwd zou worden. Hiermee is in 2003 een begin gemaakt. De nieuwbouw zal de bestemming van woonhuis krijgen. In 1960 werd de oudste joodse begraafplaats geruimd en werden de stoffelijke resten overgebracht naar de joodse begraafplaats aan de Prins Hendrikweg nabij de Twijnderstraat. Het onderhoud van de joodse begraafplaats berust bij de plaatselijke gemeente en staat op de monumentenlijst. Een gedenksteen op de begraafplaats en een monument in het stadje herinneren aan de omgebrachte plaatsgenoten. De joodse gemeente van Borne werd in 1964 bij die van Hengelo gevoegd. Aantal joden in Borne: De meeste joden die rond 1813 in Hengelo leefden waren handelaars, winkeliers en venters. De welstand was over het algemeen niet hoog. Omstreeks 1830 werd Hengelo een zelfstandige joodse gemeente, naast Goor. Aanvankelijk werden de godsdienstoefeningen gehouden in een privé-huis, maar in 1837 werd een houten synagoge in de Jansenstraat ingewijd. Dit gebouw werd in 1848 vervangen door een stenen synagoge, met een aangebouwde school en een ritueel bad. In de tijd van de industrialisatie hebben joden een relatief grote rol gespeeld in de Twentse textielindustrie. Zo stichtten S.Ph. de Jong en de gebroeders Van Dam in Hengelo in 1912 de Eerste Nederlandse Kantfabriek. In 1883 was de joodse gemeente reeds zodanig toegenomen in omvang, dat er een nieuwe synagoge gebouwd kon worden aan de Marktstraat. In de laatste decennia van de negentiende eeuw en de eerste decennia van de twintigste eeuw zou het aantal joodse inwoners van Hengelo nog verdubbelen. Naast een toneelvereniging en een joodse jongerenvereniging was er in de plaats ook een zionistische organisatie actief. In de dertiger jaren kwamen er vrij veel vluchtelingen uit Duitsland naar Hengelo. Bij het begin van de bezetting was het aantal joodse inwoners van de plaats dan ook op zijn hoogtepunt. In augustus 1941 werd de synagoge door Duitsers en NSB-ers vernield; de inboedel was te voren in veiligheid gebracht. De eerste grote razzia vond half september plaats. Vanaf de zomer van 1942 zijn de Hengelose joden in het kader van de algemene deportaties gedeporteerd. Meer dan de helft van hen is naar de kampen afgevoerd, slechts een enkeling kwam terug. In de omgeving van Hengelo zijn vele mensen ondergedoken geweest. Nieuwe synagoge aan de Dorpsmatenstraat, 1984 (WL)Na de oorlog werd het joodse leven in Hengelo hervat. De herinwijding van de opgeknapte synagoge vond plaats in 1951. Ten gevolge van een plan tot herindeling van de binnenstad moest dit gebouw in 1960 afgebroken worden. In 1966 werd aan de Dorpsmatenstraat een nieuwe synagoge gebouwd. Aantal joden in Hengelo (Overijssel): (Bron: http://www.jhm.nl/ Joods Historisch Museum) |