Geuzen ontregelen stadsleven
Zomer 1566
Binnen enkele maanden na het bezegelen van het
Verbond der Edelen verspreidt
het begrip geus zich razendsnel in de Lage Landen. Veel edelen dragen bedelnapjes
en geuzenpenningen, het symbool van de Opstand, bij zich. De aanvoerder
van het eedverbond, Hendrik van Brederode, reist het hele land
door om het ontstoken vuurtje levend te houden.
Hendrik van Brederode is links geportreteerd met
de geuzenpenning op zijn borst. Van Brederode stierf spreekwoordelijk
in z'n harnas. Op 36-jarige leeftijd is hij begraven in het Duitse
Gemen op nog geen 15 kilometer van de Nederlandse grens bij Winterswijk.
Vermoedelijk stierf hij aan een longontsteking, na de uitputtende
verzetsstrijd in de Lage Landen. Willem van Oranje trad in zijn
voetsporen.
|
|
Leve de geuzen!'Hendrik van Brederode is op 29 juni met sommige burgers op de Dam te
gast in herberg De Prins', schrijft
Hendrik van Biesten, minderbroeder in Amsterdam.
Van Biesten is streng katholiek, wanneer het calvinisme zich snel verspreidt. Na de Alteratie in 1578 wordt de minnebroeder verbannen. Hij keert echter snel terug in Amsterdam en
blijft daar het katholieke geloof prediken. Hij geldt als een belangrijke getuige uit de periode van het begin van de Opstand in 1566.
Van Biesten: 'Zij noemen zich geuzen. Toen Van Brederode
met zijn rijtuig voor de deur stond, klom hij op de wagen en riep Vive
les Gueux. Sommigen namen een kroes wijn en brachten
die naar hem toe.
De hand- boog- schutters waren op 9 en 10 juli bijeen in hun doelen. Zittend
aan de koningstafel hebben ze een geus gemaakt. 'Het lijkt
wel een bedel- monnik.'
|
Ze hebben hem aan een kan gehangen, die
overal rondging, terwijl over de hele Doelen werd geroepen: 'Vive les
Gueux'. Jan
Brouck kwam met deze kan waar die geus het portret van de koning
aan hing. Hij bracht een dronk uit op Albert Marcus, burgemeester
van Amsterdam, die eveneens aanwezig was in de Doelen.
Jan Brouck
zei: 'Ik breng hem u, Albert Marcus - want hij wilde hem geen burgemeester
noemen - in naam van Vive Les Gueux.
'De burgemeester ontving de dronk en zei: 'Vive le roy et tous les
bons gentilhommes, qui sont en service.'
Anderen die aan dezelfde tafel als Albert Marcus zaten zeiden dit ook.
Dat betekende zoveel als: 'De koning getrouw en alle edelmannen, die
hem getrouw dienstbaar zijn.' Enkelen gingen dronken naar beneden en
vonden een bedelaar. Hij smeekte hen om iets te drinken. Ze kochten
de nap, gingen weer naar boven en schonken de nap vol bier.
|
Ze riepen: 'Ik drink u toe, neef, ik drink u toe, kameraad. In naam
van Santé, vive les Gueux.' De anderen, die hun opvatting deelden,
riepen daarop: 'Ik wacht erop in de naam van Santé, vive les
Gueux.'
Schelden en schimpen
Op 31 juli kwam hier Jan Aertsz, een mandenmaker uit Alkmaar. Hij deed
zijn eerste preek buiten de Haarlemmerpoort in het veld bij de Rietvinck.
De preek duurde wel drie uur en was van begin tot einde niets dan schelden
en schimpen op de geestelijkheid en op alles wat daarbij hoorde. Degene
die deze predikant hiernaar toe hadden gehaald, allen burgers van Amsterdam,
waren gewapend met geweren, pistolen en lang wapentuig, waarmee
ze de verleider naar de plaats brachten waar hij zijn preek zou houden.
Op 1 augustus preekte in Buiksloot in Waterland een verlopen monnik
van de augustijner orde met de naam Peter
Gabriël. Veel Amsterdammers staken het IJ over. Het was alsof
men het oprechte Woord Gods in Amsterdam nog nooit verkondigd had, zo
nieuwsgierig was het volk naar deze nieuwe verleiders of predikanten.
|
De watergeuzen trekken Amsterdam binnen via de Haarlemmerpoort.
|
De Minnebroeders hadden hun klooster (nr 27) vlakbij de Nieuwmarkt,
de poort aan de oostkant van het centrum van Amsterdam. Nr 28 is het
onderkomen van de Selle Zusters. Iets links van nr 27 staat de Sint
Antonieswaag. (Bron: Hoogenbaum 1572 en gemeentearchief Amsterdam gemeentearchief.amsterdam.nl /schatkamer
/jacob_olie /straten_en_pleinen /n31932)
|
Predikanten de stad uit Op deze dag lieten de burgemeesters de drie schutterijen vergaderen,
elk op haar eigen doelen, en aan hen werd de vraag voorgelegd of men
de nieuwe predikanten zou storen in hun preken of niet. Waarop de meeste
schutters als antwoord gaven dat het niet goed was de predikanten te
verstoren in hun predikatie, omdat iedereen daar verwanten bij had.
Maar dat men deze predikant wel buiten de stad wilde houden. Dit werd
eendrachtig besloten. Een aantal schutters haalde de predikant
naar de stad.
Uit zichzelf wilde hij niet komen, en dus brachten zij hem binnen,
tegen de wil van de burgemeesters, en van vele andere burgers en schutters,
in. De burgemeesters uitten tegen deze predikanten
een groot protest bij monde van meester Pieter Vlotimus. Dit was bij de bij de Sint-Annapoort.
Vlotimus was secretaris van de stad. Toch werd de predikant
door de schutters gedwongen de stad in te gaan. Ze kwamen met geweren
en pistolen en leidden hem zo de Sint-Anthoniuspoort binnen.
In deze poort zat een rot schutters, dat daar de wacht hield. Ze schonken
de predikant en zijn hele gezelschap wat in, en dronken het uit een
nap van amberhout, die zo gemaakt was dat er een kalebas van hetzelfde
hout aan hing. De schutters in de poort behoorden tot het rot van
Willem Maartensz Calf, baljuw van Amstelland. Zij ontvingen de predikant
in het poorthuisje en hebben hem er goed onthaald. Dat heb ik, schrijver
dezes, zelf waargenomen. Ik betreurde zeer, en velen met mij, dat we
dit moesten aanzien, en het niet konden wreken. In die verdroeg men
veel omwille van de lieve vrede.
|
|