De geboorte van de Geuzen
|
Bron:
Pontus Payen, jurist uit Atrecht of Arras in Frankrijk
1566
|
Koning Filips II stimuleert onbewust de onrust
in de lage landen.
De vervolging van ketters stopt maar niet en de lage edelen verliezen
voorrechten en hun invloed. Spaanse bureaucraten nemen hun plaats in.
Godsdienst en politiek raken samengebald. Steeds meer edelen hangen
in 1566 het nieuwe geloof aan. Ook veel gematigde katholieken verkeren
in het anti-Spaanse kamp. Het Verbond van Edelen geeft de eerste
aanzet tot de Tachtigjarige Oorlog.
5
april 1566. 200 edelen trekken te voet naar Filips vertegen- woordiger,
landvoogdes Margaretha van Parma om haar het Smeekschrift aan te
bieden.
De legende wil dat Van Barlaymont, de belangrijkste raadgever
van Margaretha van Parma, haar hoorbaar zegt dat de edelen slechts
bedelaars (gueuxen of geuzen) zijn, waarbij hij verwijst naar hun
zeer nederig presentatie: niet te paard maar te voet.
8
april 1566. Het woord geus (bedelaar) wordt van een scheldwoord
verheven tot ere-titel. De 35-jarige Hendrik van Brederode, voorman
van het verbond, neemt hiervoor het initiatief.
Pontus Payen is niet bij het grote feest van de lage edelen aanwezig
geweest. Maar hij geldt wel als de belangrijkste getuige. Payen
schrijft als katholiek jurist uit Henegouwen wat er die dagen afspeelt
in Brussel waar Margaretha van Parma haar hofhouding houdt.
(bron: Ooggetuigen van de Gouden Eeuw
door Rene van Stipriaan
Prometheus Amsterdam)
|
|
Feest
"De edelen vierden feest. De gouden bokalen, gevuld met goede wijn,
werden in een teug geleegd, en ze vergaten niet een dronk uit te brengen
op de prins van Oranje en de graaf van Egmont. Toen de wijn hen in een
roes bracht, vroeg Hendrik van Brederode, die de scherpzinnigste van allemaal
was, de genodigden om stilte. Daarop deed hij verslag van hetgeen de edelen
van het Verbond aan de heer Berlaymont hadden gemeld. Van Brederode vertelde
hoe hij hun de mooie en eerbiedwaardige titel van geus had gegeven.
'Goed', zei hij. 'Als wij dan geuzen zijn, laten we dan ook maar bedelzakken
dragen en uit bedelnappen drinken.' En op dat moment bracht een page hem
een bedelzak die hij over zijn schouder sloeg. Van Brederode pakte met
beide handen een oude houten nap vol wijn, die hij in 1 keer leegdronk,
opnieuw liet vullen en aan zijn buurman gaf, waarbij hij uitriep; 'Ik
heb gedronken op de gezondheid van de geuzen. Leve de geuzen!'
Nu hing zijn buurman de bedelzak om en dronk de nap leeg zoals Van Brederode
had gedaan, terwijl het hele gezelschap luidkeels riep: Leve de Geuzen!
Daarna deed iedereen hetzelfde, waarbij ze allen zwoeren het verbond
steeds trouw te zullen blijven, en voor elkaar te leven en sterven. Dit
alles ging gepaard met het meest bespottelijke ceremonieel waarvan ik
ooit heb gehoord: degene die de bedelzak droeg, nam de houten nap in de
hand, strooide zout in de wijn en sprak een Frans vers, dat ter plaatse
was verzonnen:
Par le sel, par le pain par la besace,
Les Gueux ne changeront quoi qu 'on fasse.
Bij het zout, het brood en de bedelzak,
de Geuzen wijken voor niets of niemand.
|
Nu gingen in plaats van de gouden en zilveren bokalen de houten nappen
en kommen de tafel rond. De pages konden ze niet zo snel vullen als de
heren ze leegdronken, en elke keer klonk weer diezelfde leus: 'Leve de
Geuzen.'
Er wordt wel gezegd dat er geen helser instrument is dan wijn, omdat
er vaak onze duisterste kanten door naar boven worden gebracht, zoals
tijdens dat ellendige gelag het geval was bij enkelen van de bondgenoten,
die ik hier uit eerbied voor hun familie niet zal noemen. Deze vonden
het nog niet genoeg om de titel van edelman te vervangen door die van
geus, maar legden ook nog andere heerlijke titels af die ze plachten te
dragen. In plaats daarvan lieten ze zich mijnheer abt, mijnheer proost
of mijnheer de prior van zus of zo noemen, wat wel aangeeft hoezeer het
venijn in hun hart was gedrongen.
Toen het maal gevorderd was, verscheen de prins van Oranje, de
graaf van Egmont en Horne, die met de graaf van Mansfelt hadden gesoupeerd,
en zij brachten een dronk uit op de aanwezigen, die daarop brulden dat
horen en zien je vergingen: 'Leve de koning! Leve de Geuzen!'
Wat moet ik je nog meer zeggen? Ze voelden zich zo vereerd met de naam
'geuzen', die hen toch had moeten doen blozen van schaamte, dat ze op
grond daarvan zelfs een devies bedachten; 'Getrouw aan de koning tot aan
de bedelzak.'
Deze spreuk werd aangebracht op loden en tinnen penningen die ze om de
hals droegen, in plaats van hun met edelstenen ingelegde kettingen. Op
de ene kant stond de beeltenis van de koning, omringd door de woorden
en tout fidelles au roy, en op de andere kant stonden twee
handen, die de belofte van trouw moesten voorstellen, omgeven door de
bedelzak en de woorden jusques a porter la besace. Deze
penningen noemden ze de 'Orde der Geuzen'.
De spreuk was overigens heel toepasselijk voor het merendeel van hen,
aangezien velen op dwaze wijze hun bezit hadden verkwist en nu in zulke
benarde omstandigheden verkeerden dat er niets anders voor hen op zat
dan andermans goed te roven dan wel met hun bedelzakken van deur tot deur
gaan. Bovendien legden ze, om nog meer op echte bedelaars te lijken, al
hun goud, zilver, purper, violet en alle andere kostbare kleuren af die
sinds jaar en dag kenmerkend voor de adel zijn, om zich in plaats daarvan
te hullen in grijze gewaden, zoals die van de franciscanen, terwijl ze
hun hoeden versierden met houten napjes in plaats van gouden ringen.
|
Foto boven:
Hendrik van Brederode, leider van het verbond van edelen. Hij draagt op zijn borst de bedelnap, symbool van de opstand. De bedelnap had een afbeelding van koning Filips ll (zie ook schilderij hierboven). Hendrik van Brederode bleef zijn koning
altijd trouw, zoals we nog steeds zingen in ons volkslied (... de koning van Hispanje heb ik altijd geëerd).
Wel moest je natuurlijk vechten tegen de hertog van Alva met zijn soldaten uit alle windstreken.
Zie ook:
De spanning stijgt in Leiden in de jaren 1566 en 1567
Raephorst laat het geuzenlied klinken in de kerk van Wassenaar
|
|