Willem van Oranje is het wachten op antwoord van de koning meer dan zat.
'Als de koning blijft weigeren een eind te maken aan de strenge geloofsvervolging
en de Staten-Generaal niet bijeen roept, grijpen we naar de wapens.'
Van Egmond, stadhouder van Vlaanderen, moet dan wel meedoen, zegt Van Oranje. Hij vraagt
Van Egmond voor een gesprek naar Dendermonde te komen. Van Egmond vertelt alles
aan Margaretha van Parma voordat hij afreist. De landvoogdes zegt Van
Egmond dat de houding van Willem van Oranje aanleiding geeft 'tot kwade
geruchten'. Vooral zijn broer, Lodewijk van Nassau die het contact met
Van Brederode (tekening rechts) onderhoudt, is niet te vertrouwen, vindt Parma.
Scheurtjes in verbond Van Egmond is verrast wanneer hij in Dendermonde een reeks edelen
aantreft. Hoorne, de graaf van Hoogstraten en zelfs Lodewijk van Nassau is er, tot zijn grote verbazing.
Hoorne vertelt over een brief van zijn broer uit Spanje. Het
gevaar bestaat dat de koning een leger naar de Nederlanden stuurt, vertelt Hoorne. Als
dat gebeurt moet er dan gewapend verzet komen? Van Egmond vindt de bezorgdheid
ongegrond en hij weigert een toezegging te doen om deel te nemen aan een
eventuele opstand. Ze leggen op papier vast dat de drie hoge edelen, Van Oranje, Van
Egmond en Hoorne, (nog) geen leiding zullen geven aan een gewapend verzet.
In Antwerpen is de rust hersteld en de burggraaf, Willem van Oranje,
kan terugkeren naar Holland waar hij stadhouder is. Van Hoogstraten neemt
zijn plaats in. Van Oranje en zijn broer Lodewijk van Nassau ontmoeten op 18 oktober
Hendrik van Brederode in kasteel Batestein in Vianen. Van Parma vraagt Van Oranje er voor
te zorgen dat Van Brederode zich van zijn leger in Vianen ontdoet. Maar Van Oranje
schrijft haar dat Van Brederode zichzelf moet kunnen beschermen tegen een eventuele aanval
van Van Brunswijk, die Van Brederode bedreigt. Ook Megen, de stadhouder van Gelre, ligt op de loer. Van
Parma's spionnen melden dat Van Brederode contacten onderhoudt met 'ketters'
in Amsterdam en Utrecht.
Bolwerk Van Oranje, die bij de calvinist Jan van Renesse in Utrecht verblijft,
stemt er mee in dat Van Brederode Vianen in staat van verdediging brengt.
Van Brederode noemt een nieuw bolwerk dat hij bouwt 'Oranje' en een ander 'Nassau'. Van
Oranje schenkt enkele kanonnen aan Van Brederode wat leidt tot boosheid bij Van
Parma. Van Oranje schrijft Van Parma dat hij het geschenk al een tijd
geleden heeft toegezegd. 'En het schijnt wel, dat Uwe Hoogheid de genoemde
heer Van Brederode als een vijand van Zijn Majesteit en van Uw Hoogheid
bescout, waarvan U mij niet verwittigt hebt'. Van Oranje verwijt Van
Parma in de brief, dat zij hem niet eerder heeft meegedeeld dat Van Brederode een vijand
van de koning zou zijn.
Van Brederode schiet calvinisten in Amsterdam, Delft en Den Briel te hulp.
Zij willen daar vrij kunnen prediken. Hij schrijft aan zijn goede vriend Lodewijk van Nassau
dat hem is gevraagd een Haagse verkoper van verboden boeken vrij te
pleiten. Veel afgevaardigden van Hollandse steden reizen nu naar Vianen, om direct te
overleggen met Van Oranje en Van Brederode. In Utrecht willen calvinisten
een eigen kerk bouwen binnen de muren van de stad. Dat gaat niet door.
Wel mogen ze buiten de Wittevrouwenpoort hun godsdienst uitoefenen. Een boze Van Parma
schrijft koning Philips ll dat Van Oranje Utrecht aan de ketters heeft
overgegeven.
Spion Al in 1563 drukt Dirck Buyter ketterse boeken in Vianen. Wanneer Van
Parma hierover Van Brederode om opheldering vraagt antwoordt Van Brederode
op 30 januari 1566 dat hij een drukker heeft aangehouden maar dat deze
geen verdachte activiteiten heeft uitgevoerd. Van Parma stuurt daarna een spion
die in Vianen een aantal ketterse boeken koopt en ze geeft Van Brederode
bevel de drukker te straffen. Van Oranje moet van haar optreden tegen het
drukken van ketterse boeken. Eind 1566 verdenkt zij Van Oranje er zelfs al van
geld te werven voor troepen.
Wanneer Van Oranje in januari 1567 toestaat dat calvinisten in Amsterdam
een kerk krijgen, vraagt Van Parma aan de koning Van Oranje maar te ontslaan van zijn taak.
Lodewijk van Nassau is de kwade genius achter Van Oranje,
daar is Margaretha van Parma van overtuigd. Edelen uit alle streken lopen bij Van Brederode de deur
plat.
Margaretha van Parma wantrouwt Van Brederode zozeer dat ze begin 1567 hem vraagt de eed van trouw
opnieuw te ondertekenen. Van Brederode weigert dit. Hij is dan op het Huis te
Kleef bij Haarlem in Kennemerland. Lodewijk van Nassau vraagt op het
slot Ter Aa bij Breukelen, Van Brederode of
de calvinisten willen overstappen naar de lutherse geloof die veel in de Duitse staten voorkomt.
Van Oranje is van oorsprong ook luthers.
Van Brederode en andere calvinisten weigeren.
Derde smeekschrift
Op 1 februari komen de edelen bijeen in Breda. Van Oranje, Hoorne, de
graaf van Hoogstraten en Willem van den Bergh stellen het derde Smeekschrift
op. Ze spreken af dat als Filips dit Smeekschrift verwerpt, zij naar de
wapens grijpen. Van Brederode neemt dan de leiding van de Opstand. Van
Oranje steunt hem maar officieel blijft hij neutraal.
Van Parma krijgt geld uit Spanje en werft troepen. Ze vraagt de edelen
een nieuwe eed van onvoorwaarlijke trouw af te leggen. Van Oranje,
Van Brederode en de graaf van Hoogstraten weigeren. Megen en Aremberg
stemmen wel in en halen de teugels in hun gewesten aan. Calvinisten kunnen in Gelderland,
Overijssel, Friesland, Drenthe en Groningen hun godsdienst niet meer openlijk
beleiden. In Doornik verliezen honderden calvinisten hun leven nadat Hoorne zich
terugtrekt op zijn kasteel bij Roermond. En Valenciennes wordt belegerd.
Van Brederode stuurt Blois
van Treslong op 8 februari 1567 naar Van Parma met het derde Smeekschrift.
De edelen vrezen dat Van Parma troepen werft om het beleiden van de nieuwe
religie met geweld te stoppen. Van Parma zegt nooit in te zullen stemmen met
de komst van een nieuwe religie. Ze adviseert de edelen zich terug te
trekken op hun landgoed en zich voortaan nergens meer mee te bemoeien.
De liga
Geweld lijkt nu onvermijdelijk. De edelen komen op 10 februari in Antwerpen
bijeen om een liga te vormen en de koning om een generaal pardon te vragen.
Van Egmond en de graaf van Culemborg, Floris van Pallandt, weigeren mee te doen.
Van Brederode blijft druk met het organiseren van het verzet.
Zijn kapitein, Anton van Bombergen, geeft leiding aan de calvinisten
in Den Bosch. Zij vuren met kanonnen zware kogels af richting troepen van Megen
die op 24 februari Vught ontruimen. Van Brederode raakt nu steeds meer
bekend. Afbeeldingen van zijn hoofd worden zelfs op de markt in Parijs
verkocht. Margaretha van Parma waarschuwt de steden op hun hoede te zijn
voor de calvinisten.
Amsterdam Van Brederode wil nu via Amsterdam het verzet organiseren.
De calvinisten moeten er eerst de touwtjes in handen krijgen. De tijd dringt.
Megen trekt met zijn troepen Utrecht binnen. Clement Volkertszoon Coornhert
smokkelt Van Brederode Amsterdam in met een schuit. Veel edelen uit Friesland
volgen dit voorbeeld. Het stadsbestuur, bang geworden, besluit alleen de Haarlemmerpoort
nog geopend te houden. Op last van Van Parma dringt het stadsbestuur er bij
Van Brederode, Blois van Treslong en de andere edelen op aan snel te vertrekken.
Lancelot van Brederode en Blois van Treslong overvallen eerst nog De la Torre,
de boodschapper van Van Parma. Op 17 maart nemen dit heldenduo de papieren van De la Torre in
beslag. Het gemeentebestuur van Amsterdam weet hem later uit zijn kamer
van herberg De Prins van Oranje te smokkelen en in veiligheid te brengen in Utrecht.
Generaal-kapitein
De calvinisten eisen van het gemeentebestuur Van Brederode
te benoemen tot generaal-kapitein van de stad. Het bestuur weet dat Van Parma
dat nooit zal goedkeuren. De druk is echter te groot. Het stadsbestuur stemt er toch mee in als de
rust in Amsterdam maar hersteld is. In het zuiden van de Nederlanden verliezen honderden geuzen hun
leven: in Oosterweel op 13 maart, in Watrelos en in Lannoy. Terwijl in het noorden van de Nederlanden Megen Vianen
in bedwang houdt. Zeeland is voor de prins verloren. En de situatie in Valenciennes
is hopeloos.
Vlucht van Willem van Oranje
Willem van Oranje besluit zijn koffers te pakken. Van Brederode
moet dan ook de strijd opgeven. Hij schrijft Anton van Bombergen in Den Bosch dat hij niet meer kan rekenen
op hulp. Samen met Herman de Ruyter vlucht Van Bombergen op 11 april 1567
naar Duitsland, naar Wezel of Kleef. Dezelfde dag verlaat Van Oranje Antwerpen
om via Breda naar het veilige Dillenburg te reizen.
Al in januari 1567 is duidelijk dat Alva naar de Nederlanden onderweg
is. Margaretha stelt Bossu aan als plaatsvervanger van Willem van Oranje. Velen
vluchten en het krijgsvolk van Van Brederode trekt al plunderend door
de omgeving van Vianen. Kerken in Hagestein, Lexmond en Tienhoven worden
leeggeroofd. Zelfs kloosters bij Rhenen en Tiel vallen ten prooi aan de
slecht betaalde troepen uit Vianen. Megen isoleert nu Vianen zo goed als het kan en Van
Brederode besluit z'n biezen te pakken. Hij weet niet hoe hij zijn soldaten
moet betalen.
Verzoenen Van Brederode doet tevergeefs een poging zich te verzoenen met Margaretha van
Parma. Jan van Renesse licht de troepen in Vianen, die zouden moeten overgaan naar de koning,
in. De koning
schrijft Van Parma voor dat zij onvoorwaardelijke onderwerping moet eisen van Van Brederode.
Maar daarvan wil Van Brederode niets weten en hij vlucht, zeer teleurgesteld.
Want hij vindt dat hij meer (financiƫle) steun had moeten krijgen.
Een deel van de legermacht van Van Brederode plundert Maarssen en Breukelen
en trekt naar Amsterdam. Daar horen zij dat Megen ook onderweg is naar
Amsterdam en ze besluiten uit te wijken naar Waterland. Ze nemen dan de abdij van Egmond
onderhanden en verlangen onderdak in het Regulierenklooster
in Hoorn. Aremberg probeert met schepen uit Harlingen de geuzen te pakken.
Arembergs kapitein, Ernst Mullaert, overmeestert een geuzenschip en neemt Gijsbrecht
en Diederik van Batenburg en Sievert Beyma gevangen.
Twee uren nadat de geuzen tussen Amsterdam en Muiden aan land gaan, zetten
de troepen van Megen al voet aan wal. Ze zitten de geuzen op de hielen tot Amerongen.
Jan van Renesse, die in Vianen is achtergebleven, belandt in de gevangenis
van het kasteel Vredenburg in Utrecht. Alle tegenstand is gebroken, schrijft Van Parma tevreden op 24 mei aan haar koning.
Emden
Van Brederode gaat met zijn vrouw Amalia en dertien edelen op 30 april
aan land in Emden. Hij trekt al na enkele dagen via Oldenburg en Luneburg
naar Bremen. De graaf van Oostfriesland, Edzard, vindt het te gevaarlijk
Van Brederode onderdak te verlenen. Willem van Zuylen van Nijevelt en
Blois van Treslong blijven in Emden. Zij komen regelmatig bijeen in de
Gulden Fontein, die bekend staat als de geuzenherberg. Emden wordt schuilplaats
van steeds meer geuzen vooral na de komst van Alva in de Nederlanden.
Ook in Wezel verblijven geuzen, onder wie Anton van Bombergen. Ondanks
dreigementen van de landvoogdes aan het adres van de hertog van Kleef
mag Van Bombergen gewoon blijven.
In de zomer van 1567 probeert Van Brederode nog een leger op de been
te brengen in Luneburg. Het gerucht gaat dat Van Brederode nog een poging
wil doen Amsterdam in te nemen. In juli 1567 komen Van Brederode, Lodewijk
van Nassau en Joost van Schaumberg bijeen in Kleef. Ze hebben geen geld
meer en vragen gevluchte kooplieden in Wezel tevergeefs om hulp. Het leger
in Luneburg wordt zelfs ontbonden uit geldgebrek. Eind 1567 probeert Van Brederode opnieuw
aan geld te komen.
Hertog van Alva
De hertog van Alva verlaat op 15 april 1567 Madrid om via Genua en de
Alpen, door Bourgondië en Lotharingen naar de Nederlanden te trekken.
Op 22 augustus ontvangt Van Parma de hertog. Dat doet ze koel want ze
is nog steeds tegen de komst van de hertog. Alva gedraagt zich heel mild. Pas op
9 september doet hij zijn masker af en neemt Van Egmond en Hoorne gevangen.
De graaf van Hoogstraten, die op weg is van Keulen naar Brussel, hoort
het nieuws nog net op tijd. De nieuwe Raad van Beroerten (ofwel de Bloedraad)
roepen Hendrik van Brederode, de graaf van Culemborg, Lodewijk van Nassau,
Willem van den Bergh en Van Oranje op 24 januari 1568 op zich te verantwoorden
voor hun daden.
Van Oranje onterft In januari 1568 ondertekenen Van Brederode, Diederik
Sonoy en zeven andere edelen een nieuw Compromis om de Spanjaarden
in de Nederlanden te bestrijden. Mogelijk verslechtert de verhouding tussen
Van Brederode en Van Oranje. Van Brederode die geen kinderen heeft, schrapt
Van Oranje uit zijn testament. Hij laat nu al zijn goederen onder meer
in Vianen na aan zijn zus Johanna. Van Brederode is opnieuw teleurgesteld. Hij vindt dat Van Oranje
teveel op de achtergrond is gebleven bij het gewapend verzet.
Van Brederode sterft Hendrik van Brederode sterft onverwachts op 15 februari 1568 op kasteel
Harmhof in Recklinghausen bij zijn vriend Joost van Schaumberg. In Gemen
bij Borken (tien kilometer van Winterswijk) wordt hij begraven. Al snel doet het gerucht de ronde dat een
Van Nassau hem vergiftig zou hebben. In den Nederlanden kan men lange
tijd niet geloven dat Van Brederode dood is. In de herfst van 1568 verspreidt Dirck
Maertsoen van Schagen die met 200 mannen het Noorderkwartier onveilig
maakt, het gerucht dat Van Brederode nog leeft. Pas na de dood van Van
Brederode en na de arrestatie van zijn oudste zoon Filips Willem in de
universiteit van Leuven op 14 februari 1568, neemt Van Oranje de leiding
van het gewapend verzet op zich. (bron: De Grote Geus van dr. A. van Hulzen).
De hertog van Alva plundert Gemen in 1568 kennelijk om wraak te nemen op Joost
van Schaumberg die getrouwd is met Elisabeth van Pallandt-Culemborg, familielid van de graaf van Culemborg.
(bron:
von Ursula Brebaum und Ulrich
Reinke) Zie ook:
Hendrik van Brederode is overleden in Horneburg en begraven in Gemen
De watergeuzen
Terug naar de voorpagina
|