`...Even later trapte ik op een rood fietsje de kleine tien kilometer met mijn vader naar Leiden. Het zou het begin worden van een vreemde,
museale relatie met mijn vader, een levenslange liefde voor Leiden en musea en een bestaan dat zich vooral zou gaan afspelen in kelders, zalen en andere donkere ruimten.`
'De hele wereld in een vitrinekast' begint met bovenstaande passage.
Büch schreef het boek vorig jaar in opdracht van het Rijksmuseum voor
Volkenkunde, ter gelegenheid van de heropening van het museum dat in
de jaren daarvoor grondig was verbouwd. Na zijn lagere schooltijd in
zijn geboorteplaats Wassenaar, bezocht Boudewijn Büch het St. Bonaventura
College in Leiden, waar hij het gymnasium doorliep. Hij vestigde zich
vervolgens permanent in de stad toen hij zich inschreef aan de universiteit
voor zijn studie Nederlands.
Later zou hij die combineren met Duits en ook nog met filosofie. In
de tussentijd woonde hij in een commune aan de Oude Vest. (..) Het was
eind jaren zestig dat ook Leiden de revolutie ontdekte. Ik ontdekte
vooral het oeverloos doorkwaken, het gebruik van 'verdovende' middelen,
het wonen in een commune en het extreem doorvoeren van de democratie
('Je moet je kop houden revisionistisch-reactionaire rat', voegden wij
hoogleraren toe, noteerde hij in datzelfde hoofdstuk van 'De hele wereld
in een vitrinekast'.
Om zijn studiebeurs aan te vullen en om vast wat 'vingeroefeningen'
te doen voor later, schreef hij boekrecensies voor het Leidsch Dagblad.
Maandelijks kwam hij met redacteur René Vos in café Tetteroo
op de Haarlemmerstraat samen om de nieuwe lijst van te recenseren boeken
door te nemen. Tevens greep hij die ontmoetingen steevast aan om op
te merken dat de honorering voor correspondenten zwaar onder de maat
was. Compensatie kwam dan meestal in de vorm van een extra glas wijn.
Bij de officiële (her)opening van Volkenkunde was Boudewijn Büch -
intussen lang en breed gevestigd in Amsterdam - vorig jaar terug in
Leiden. Om zijn boek te presenteren, maar ook om in een bijzonder geestige
toespraak zijn oude liefde nog eens in herinnering te roepen. Hij sprak
daar onder meer deze, naderhand gezien, profetische woorden: 'Nadien,
nadien zou ik het kruispunt bij de Stationsweg en de Steenstraat te
Leiden gaan beschouwen als de poort naar de Grote Wetenschap, naar de
verre verten en in zekere zin naar die andere wereld waar ik zo graag
wilde wonen.'