Home

Een jaar gevangenisstraf voor J.J. Tetteroo

September 1942

Illegaal slachten in de Tweede Wereldoorlog

De economische rechter straft

'Familie' huurde schuur om clandestien te slachten
Er waren te Voorburg een koe en een half clandestien geslacht. Drie personen die zich de 'familie Tetteroo' noemden hadden daarvoor bij C. Zonnebeld een schuur gehuurd. Het woord was gevoerd door 'Koos' zoo vertelde de getuige Zonnebeld. De verdachte A.J.B. Tetteroo zou geholpen hebben bij het slachten subsidiair handlangerdienst hebben verricht.

Deze verdachte zei 'Bep' te worden genoemd en de getuige, Zonneveld, had geregeld over 'Bert' hooren spreken. De verdachte ontkende aan het slachten te hebben deelgenomen, hij was na een kwartier weer weg gegaan. De Officier vond dat Bep, Bert was die Zonneveld bezig had gezien met slachten, maar de verdachte en zijn verdediger waren van oordeel dat er een andere Bert bij het slachten betrokken was.

Na een breedvoerig dispuut hieromtrent meende de rechter, dat verdachte die Albertus heet, ook wel 'Bert' genoemd kan worden, en gezien andere aanwijzingen tegen verdachte, legde hij na een eisch van acht maanden, zes maanden gevangenisstraf op.

De broer van de vorigen verdachte, J.J. Tetteroo te Leidschendam, die aan het slachten had deelgenomen, werd door den rechter als de hoofddader aangemerkt. De Officier vorderde acht maanden gevangenisstraf, doch de rechter veroordeelde hem tot een jaar gevangenisstraf.

W.C. Alblas te Wassenaar had zijn schuur beschikbaar gesteld om clandestien koeien te slachten. Dat was driemaal gebeurd, toen de ambtenaren ingrepen. Nu stond Alblas terecht en de officier vorderde zes maanden gevangenisstraf, dat ook het vonnis werd.

De slager A. v.d. Marel te Wassenaar had enkele malen van deze clandestien geslachte koeien vleesch verhandeld. Verdachte betoogde dat men vleesch bij hem had gehaald waarvoor de bonnen gebracht zouden worden. Dat is echter niet gebeurd, zodat hij bonnen tekort kwam. Hij heeft toen geprobeerd dat aan te vullen. De Officier wilde in dit geval volstaan met zes maanden gevangenisstraf te eischen - het minimum - dat ook het vonnis werd.

Het vleesch was vervoerd door F. de Wit uit Wassenaar, die verklaarde dat niet te hebben geweten, omdat het vleesch in kisten was verpakt. Er was echter ook een huid vervoerd, zoodat de Officier zes maanden gevangenisstraf vorderde waartoe de rechter veroordeelde.