02-04-2005
Ze
wisten het, de amateur-archeologen van Geertruidenberg (zie kaartje links
van Noord-Brabant). Ze hadden zestien jaar geleden al eens muurresten
gevonden aan de Koestraat. Daar moet het Groot Prinsenhof gestaan hebben.
Ze hadden tekeningen en oude prenten bestudeerd, over elkaar heen gelegd.
Toen kwam vorige week het muurtje uit de grond. Dit is de geschiedenis
van een verdwenen huis: het Groot Prinsenhof in Geertruidenberg. De plek
waar Willem van Oranje tussen 1575 en 1584 regelmatig woont en werkt.
Waar hij slaapt en eet en waar hij vergaderingen houdt in die roerige
beginperiode van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Het is een bestuurscentrum.
Hier komen gezanten op bezoek, hier arriveren koeriers te paard met berichten,
hier berekenen de rentmeesters de pacht voor de nieuw gewonnen polders
in West-Brabant en voor de visserijen in de Biesbosch.
Het verhaal van het huis van Willem van Oranje, een protestants huis
gebouwd met hergebruikte, katholieke stenen. Naar Duitsland gevlucht vanuit
zijn familiebezit Breda is Willem van Oranje na 1568 een zwerver, opgejaagd
door de Spaanse hertog Alva die met een leger naar de Nederlanden gekomen
om 'dit volk van boter te temmen'.
Oranje in Nederlanden
Als na de val van Den Briel op 1 april 1572 de protestantse opstand de
wind in de zeilen krijgt, is Oranje weer in de Nederlanden te vinden.
Hij besluit om in Geertruidenberg een groot verblijf te laten bouwen.
Willem van Oranje wil dicht bij het front zitten en dicht bij zijn stad
Breda. Het front schuift vanaf 1575 zuidwaarts. Den Haag en Delft liggen
als mogelijke residentie te ver weg. Vanuit Geertruidenberg is het te
voet drie uur naar Breda. Op een paard maar 1 uur.
Zuinig
De eerste berichten over de nieuwbouw vinden we terug in een rekening
over 1575. Daarin verantwoordt rentmeester Johan van den Berge de zaken
die hij heeft gedaan 'ter zake de bouwerij van Zijne Excellenties huyzinge
te Geertruydenberg'. Willem van Oranje is een zuinig. Hij moet wel. Een
paar jaar eerder, in 1568, moest hij nog zijn zilveren bestek verkopen
om een huurlingenleger op de been te brengen voor een mislukte inval in
Limburg. Om te beginnen hoeft hij de grond niet te kopen. Hij heeft alle
kerkelijke, lees katholieke, goederen
laten confisqueren. Hij bouwt op grond van het klooster Sint Catharinadaal,
een inbreidingslocatie, zouden we tegenwoordig zeggen.
Eerste huis
Er hebben sinds 1321 nonnen gewoond. Een schepen van de stad Geertruidenberg
maakt op 24 november van dat jaar melding van 't eerste huys van 't clooster
in de Coestraat'. Bijna honderd jaar later, in 1422, is er sprake van
een kapel en in maart 1428 verkoopt Godelt Petersdochter van Drijemylen
haar huis aan het convent. In de jaren erna verwerft het klooster steeds
meer eigendommen. In 1493 geven de kinderen van Jan Roeij een huis met
erf cadeau aan de zusters. De uitbreidingen vinden steeds plaats langs
de Koestraat. Tot het begin van de Tachtigjarige Oorlog komen de zusters
zo in het bezit van zeker tien panden.
Kaartenmaker Jacob van Deventer tekent in opdracht van de Spaanse koning
Filips II tussen 1559 en 1575 een serie militaire kaarten van Nederlandse
steden. Een aantal ervan, even gedetailleerd als het Shell-stratenboek,
is nog steeds te zien in het Escorial, het paleis van Filips II in Madrid.
Op de kaart van Geertruidenberg zijn duidelijk de contouren van het klooster
Sint Catharinedaal waar te nemen.
De Draak
Op 31 augustus 1573 nemen soldaten van Willem van Oranje Geertruidenberg
in. De stad is tot dat moment in handen van de Spanjaarden. Die hebben
er een garnizoen Waalse huurlingen gestationeerd onder bevel van een hopman,
bijgenaamd De Draak.
In
de nacht van 30 op 31 augustus klimmen achttien soldaten over de stadsmuur
van Geertruidenberg. Een van hen is Walter Morgan. Hij vertelt hoe de
poortwachters worden overmeesterd. Vervolgens wordt een smid van zijn
bed gelicht om te helpen bij het openen van de poorten.
Aanvoerder De Draak raakt gewond in zijn rug, maar hij ziet kans te ontkomen
door van de stadsmuur te springen. Zwemmend weet hij het karthuizerklooster
te bereiken waar hij de religieuzen waarschuwt. Die gaan er halsoverkop
vandoor. Ooggetuige Walter Morgan: 'De angst voor de Protestanten zat
zo diep in hun hart, dat ze alleen nog geld mee konden nemen. De rest
lieten ze achter.'
Verbaasd kijkt Morgan rond in het klooster en ervaart in welke weelde
'the holy professors' leven. De angst van de broeders en zusters is niet
ongegrond. De soldaten van de Prins plunderen het klooster en steken het
vervolgens in brand. 'De kartuizers zijn met grote haast weggelopen en
hebben alles achtergelaten, De Geuzen hebben alles genomen, inclusief
vette ossen en ze hebben het klooster jammerlijk vernield', aldus het
verslag van een zuster uit het Bosse klooster Marienburg.
Geplunderd
Van het klooster blijft een geplunderd karkas over. Hetzelfde geldt voor
het klooster St. Catharinadaal binnen de muren van Geertruidenberg. Op
die plek bouwt Oranje een nieuw huis. Spionnen van Filips II melden daarover
aan hun baas: 'Men zegt dat hij (Willem van Oranje) een groot huis laat
bouwen met materialen van het kartuizerklooster.'
De
resten van het klooster gaan het plaatselijk tweedehandscircuit in. De
rosmolen (foto rechts) wordt binnen de stadsmuren geplaatst om reserve
maalcapaciteit te hebben, mocht een vijand de windmolens buiten de stad
in beslag nemen. Ook sjouwen de bewoners van Geertruidenberg een niet
onaanzienlijke hoeveelheid ijzerwerk binnen de muren. Het is handig materiaal
bij reparaties.
Bouw Prinsenhof
Belangrijkste afnemer in dit duurzaam hergebruikscenario is de geuzenaanvoerder
en opstandelingenleider prins Willem van Oranje. Hij profiteert dubbel
van de gevluchte katholieken. Binnen de muren van Geertruidenberg neemt
hij de grond van het klooster St. Catharinadaal in beslag. Vervolgens
laat hij de stenen van het vernielde, uitgebrande karthuizerklooster met
karrenvrachten binnen de poorten brengen. Met die 'roomse' stenen bouwt
hij het protestantse Groot Prinsenhof.
De rekeningen van rentmeester Johan van den Berge bevestigen dat het
Prinsenhof wordt opgetrokken met sloopmateriaal van St. Catharinadaal,
van het kartuizerklooster en van een huis uit het Zeeuwse Veere. De gevluchte
zusters van Catharinadaal richten later nog met een verzoek tot schadeloosstelling
aan het Spaanse gezag. Ze schrijven dat: 'Grote delen van klooster en
kerk zijn vernield of afgebroken, dat de Prins van Oranje er een mooi
huis of paleis heeft opgericht met materialen van de kapotgeslagen gebouwen.'
Groot herenhuis
De bouw in 1575 duurt acht maanden. Vijfenveertig bouwvakkers klaren
het karwei voor een loon van gemiddeld 30 eurocent per dag. Hoe het eruit
gezien heeft? Amateur-historicus Len Kooiman uit Geertruidenberg: 'Zoiets
als Soestdijk, maar dan wel wat kleiner. Een heel groot herenhuis. Een
kasteel? Zo is het wel genoemd, ja, maar Geertruidenberg heeft nog een
kasteel gekend, een echt kasteel. Dat lag buiten de poort, aan de Stationsweg.'
Het Prinsenhof krijgt een u-vorm waarbij de ene poot wat langer is dan
de andere.
De lange vleugel die dwars op de Koestraat ligt, is 52 meter lang. Volgens
de lokale historicus Bas Zijlmans, onder wiens leiding de opgravingen
aan de Koestraat plaatsvinden, heeft het in de bedoeling gelegen om het
verblijf van Willem van Oranje nog groter te maken: 'De funderingen liggen
er, maar van uitbreiding is het nooit meer gekomen.'
Een
bezoeker aan Geertruidenberg noteert daarover in 1659: 'Het Prinsenhof
is een zeer schoon gebouw, ofschoon slechts half voltooid, daar de bouwmeester,
toen hij zag dat hij met het geld niet kon uitkomen, zich uit wanhoop
heeft opgehangen?'
Ridderzaal
Het Groot Prinsenhof wordt in stijl opgezet: met een ridderzaal,
met stallen, keukens en met een eigen brouwerij. In de tuin staan fruitbomen
en wilgen. Naast het Groot Prinsenhof verrijst later nog een wel zeer
ruim uitgevallen conciërgewoning. Dat wordt het Klein Prinsenhof. Willem
van Oranje gebruikt het gebouw intensief. Alleen al in 1575 verblijft
hij er vier keer. Rond 15 mei 1575 vergadert hij er met Filips Marnix
van St-Aldegonde, de veronderstelde dichter van het Wilhelmus en met
gezanten van de Spaanse landvoogd Don Juan.
In augustus 1577 houdt hij er ook kantoor, in gezelschap van zijn derde
vrouw Charlotte van Bourbon. Willem van Oranje bespreekt met vertegenwoordiger
Courteville van de Staten van Holland de eisen die aan de Spanjaarden
moeten worden gesteld. Eén ervan: teruggave van stad en kasteel van Breda.
Godsdienstvrijheid
Een paar weken later komt Willems broer Jan van Nassau op bezoek in Geertruidenberg.
In diens gezelschap bevinden zich ook met drie kinderen: Maria, Maurits
en Anna. Ze verblijven in het gebouw aan de Koestraat en de kinderen spelen
er tussen de perenbomen. In augustus 1578 schrijft Willem van Oranje vanuit
Geertruidenberg brieven waarin hij de vrijheid van godsdienst in Holland
en Zeeland garandeert: de Religievrede, opgesteld in de Koestraat in Geertruidenberg.
Op 18 september vertrekt hij naar Antwerpen. In 1580 geeft de prins opdracht
voor een grote schoonmaak van het Prinsenhof, waarschijnlijk omdat de
landvoogd, aartshertog Matthias van Oostenrijk, op bezoek komt. Conciërge
Herman van Coengraft bestelt turf, hout, boter, suiker en wijn. De kogels
uit het pistool van Balthasar Gerards, die in 1584 in Delft een geslaagde
aanslag op de prins pleegt, bepalen het lot van het Groot Prinsenhof.
Het wordt niet meer bewoond en is nu in gebruik als opslagplaats.
Spaans
In 1589
valt Geertruidenberg in Spaanse handen om vier jaar later weer heroverd
te worden door prins Maurits. De kanonniers van Maurits mikken op een
Spaans kanon dat tussen de fruitbomen in de tuin staat. De afzwaaiers
raken het Prinsenhof stevig. Bij de belegering wordt de hele westgevel
in puin geschoten. De loden goten zijn dan al verdwenen, want omgesmolten
tot kogels die de Spanjaarden richting Maurits schoten.
Kort
na de herovering wordt het Prinsenhof opnieuw bewoond. Dit keer door Philips
van Hohenlohe (foto links),
een stevig drinkende zwager van Willem van Oranje en een legeraanvoerder
in dienst van prins Maurits. Om Van Hohenlohe goed te ontvangen, wordt
er aan de Koestraat driftig gepoetst en gedweild en het hele huis wordt
rondom gewit. Jacob Thonis uit Geertruidenberg levert 107 pond nieuw lood
om er buizen van te maken voor de afvoer van regenwater. In de tuinvijver
worden 232 jonge karpers uitgezet.
Verval
Na de herovering van Breda door Frederik Hendrik wordt Geertruidenberg
voor de Oranjes als verblijfplaats minder interessant. De gouverneur van
Geertruidenberg neemt zijn intrek in het pand dat langzaam begint te vervallen.
Ook al omdat sommige gouverneurs weigeren de verplichte kosten van gewoon
onderhoud op zich te nemen. In 1728 wordt de keuken als opslagplaats voor
hooi gebruikt en wordt het Groot Prinsenhof als 'onderwoont' omschreven.
De tuin is 'genoegzaam tot een wildernis vervallen'.
Op 30 april schrijft commandeur en Groot Prinsenhofbewoner Rudolph van
Arkel: 'De stenen vensterramen staan gedeeltelijk los, de houten buitenvensters
moeten met touwen vastgebonden worden en het meeste glas staat los in
het lood.' Op 21 juni 1771 wordt de sloop van het Groot Prinsenhof aanbesteed
voor 7200 gulden.
Op de vrijgekomen plek komt later een katholieke school. De school wordt
in 1989 afgebroken. Dat geeft de gedreven oudheidkundigen van Geertruidenberg
de eerste kans om de fundatieresten van het Klein - en Groot Prinsenhof
te onderzoeken.
De tweede kans kwam de afgelopen weken. Toen kwam het Groot Prinsenhof
tevoorschijn; nou ja een fors stuk fundering. Zwijgende stenen die een
mooi verhaal vertellen. Binnenkort worden ze weer ondergespit. En nu?
Wat komt er nu op de plaats van het Groot Prinsenhof? Niks royaals: een
complex eengezinswoningen.
Bronnen: Van klooster tot Prinsenhof, In de Hollantsche Tuyn III, Oudheidkundige
Kring Geertruydenberghe, 1994.
Willem de Zwijger door Ruth Putnam, Den Haag, 1900.