De strijd tegen het water
De grote ontginning
De bedreiging van het water dwong de Hollanders tot innovatie. Zij woonden op veen, een spotgoedkope brandstof die overal aanwezig was. Volgens velen is het ontginnen van het veen zelfs de directe aanleiding tot de Gouden Eeuw. Maar er dreigde groot gevaar:
- Door het afgraven van veen op grote schaal zakt de bodem.
- De verbouw van graan wordt beperkt doordat er steeds minder geschikte bouwgrond is.
Om al die problemen het hoofd te kunnen waren de Hollanders tot elkaar veroordeeld. Samenwerken was het devies.
De Hollanders probeerden eeuwenlang zich met aarden wallen te beschermen tegen hoge
waterstanden. De Friezen gaven het voorbeeld. Zij bouwden de beroemde West-Friese Omringdijk. In de 12e eeuw ontstond al een soort
waterstaats-organisatie in Holland. In het begin van de 17e eeuw zijn de eerste grotere meren, de Schermer, de
Beemster en de Purmer drooggemalen.
Rijke Amsterdamse kooplieden vormden het bestuur van deze droogmakerijen. Zij betaalden de drooglegging.
Zo ontstond tot aan het begin van de 19e eeuw een omvangrijk waterschapsrecht.
De Grondwet van 1848 bracht het
waterschap op dezelfde juridische voet als de gemeente. De provincies kregen
de bevoegdheid waterschappen op te richten of op te heffen en te
reglementeren.
Het waterschap heeft, net als andere overheden, de bevoegdheid verordeningen
te maken, waaraan de bewoners van het gebied zich
moeten houden. De dijkgraaf is de centrale figuur in het waterschap. Om
zijn werk te kunnen financieren mag het waterschap belasting heffen. Op
al deze activiteiten houdt de provincie toezicht.
Geschiedenis van de
Noord-Hollandse handelsgeest
In de 13e eeuw begonnen de West-Friezen al handelsbetrekkingen
te onderhouden met de Oostzeelanden en Vlaanderen. Stadjes als Hoorn,
Enkhuizen en Medemblik ontplooiden zich van
vissersstadjes tot thuishavens van betekenis voor de groeiende koopvaardij.
Hun betekenis nam af toen Amsterdam steeds belangrijker werd.
|
De trekschuit tussen Haarlem
en Amsterdam vervoerde in 1661 al meer dan 160.000 reizigers per jaar. Trekschuiten
zijn in Holland nog lang gebruikt. Vergeleken met omringende landen
werden de spoorwegen laat aangelegd.
|
Het Kennemerland
|
Haarlem, hoofdstad van Kennemerland, is al vroeg een belangrijk knooppunt van handel en nijverheid door de
ligging aan het druk bevaren Spaarne. In de Gouden Eeuw is de streek rond Haarlem bekend om zijn bloembollencultuur, die zich tegenwoordig steeds meer naar de streek tussen Haarlem en
Leiden verplaatst.
|
Een historisch overzicht
Landschappen in
Noord-Holland
In de loop van duizenden jaren is Noord-Holland
er steeds anders uit gaan zien. De oudste delen liggen het
hoogste: Texel en Wieringen, het duinlandschap,
een smalle strook langs de westkant en het Gooi. Op een kaart
uit 1575 is te zien dat Noord-Holland veel
binnenmeren heeft tussen de duinen en het Gooi. De Noordzee in het westen en de Zuiderzee in het oosten konden
het land makkelijk binnenstromen.
De strijd tegen het water
speelt in de hele geschiedenis van Holland een belangrijke rol. Rond het jaar
1000 beginnen de Noord-Hollanders dijken aan te leggen. In 1250 was er
al een dijk van 126 kilometer lang om West-Friesland heen om dat land te
beschermen tegen de Noordzee en de Zuiderzee: de West-Friese Omringdijk.
Het grootste deel van de dijk is nog steeds duidelijk te zien in het
landschap.
In het begin van de 17e eeuw lieten rijke Amsterdamse kooplieden de
meren ten noorden van Amsterdam droogleggen met molens: Het
Beemstermeer, de Purmer, de Wormer, de Wijde Wormer en de Schermer werden drooggemalen
in die tijd. In 1852 werd de Haarlemmermeer leeggepompt met behulp van
stoomgemalen. In het Cruquius museum in Vijfhuizen is zo'n oude
stoommachine
bewaard gebleven. In het begin van de 20ste eeuw maakte ingenieur Lely,
minister van Waterstaat, een plan om de Noordzee en de Zuiderzee van elkaar
af te sluiten met een dijk: de Afsluitdijk. In de Zuiderzee kwamen drie
polders: de Wieringermeer, de Noordoostpolder en Flevoland. Tussen
Noord-Holland
en Friesland werd de Afsluitdijk aangelegd in 1932. Het water dat overbleef
van de Zuiderzee heet sindsdien het IJsselmeer. Na de uitvoering van de
Zuiderzeewerken ging Noord-Holland er uitzien zoals we het nu
kennen.
Franken aan de macht
In de vroege middeleeuwen stond het gebied
onder Frankisch gezag. In de negende eeuw voerden de Noormannen
het bewind. In het begin van de twaalfde eeuw heersten er de graven van Holland die aan het hoofd van zelfstandige
vorstendommen stonden. Na een voortdurende strijd tussen
de Hollandse graven en de West-Friezen onderwierp Floris V de West-Friezen. Holland kreeg eind
13e eeuw zijn huidige gedaante. Noord- en Zuid-Holland zijn dan nog één gebied.
Toen Lodewijk Napoleon in 1806
koning van
Holland werd, kwam er een nieuwe wet waarin het provincierecht werd
geregeld.
Deze wet verdeelde het koninkrijk Holland in twee departementen: Amstelland
en Maasland. Den Haag werd de hoofdstad van Maasland, Haarlem van
Amstelland. Na het vertrek van de Fransen in 1813 ontstond het Koninkrijk
der Nederlanden onder koning Willem l. Via de grondwet van 1815 werd de
organisatie van de provincies geregeld. Bij de herziening van de grondwet
in 1840 werd Holland gesplitst in Noord- en Zuid-Holland. In 1850 maakte
Thorbecke een provinciewet, die de samenstelling, de verkiezing en
bevoegdheden
van Provinciale Staten vastlegde. Pas in 1962 trad een nieuwe provinciewet
in werking, op grond waarvan de huidige Provinciale Staten in Noord-Holland
hun werk verrichten.
|
|