Home
 

Nationaal Park Zuid-Kennemerland

Het Nationaal Park Zuid-Kennemerland ligt in Noord-Holland, tussen de plaatsen IJmuiden, Santpoort, Bloemendaal en Zandvoort. Het heeft een omvang van ruim 2500 hectare. Tot het Nationaal Park behoren het voormalige Nationale Park De Kennemerduinen en de duingebieden Duin en Kruidberg, Heerenduinen, Midden-Heerenduin en Slingerduin. in het Nationaal Park liggen ook enkele landgoederen, alsmede strand en strandvlakte en de Erebegraafplaats. Het duingebied van Zuid-Kennemerland is landschappelijk goed ontwikkeld en heeft een hoge mate van natuurlijkheid en variatie.

Natuur en landschap

Het Nationale Park Zuid-Kennemerland bestaat voornamelijk uit jonge, kalkrijke duinen. In een groot deel van het gebied is het zand aanzienlijk kalkrijker dan in de meeste andere duingebieden in Nederland. Daardoor komen er bepaalde plantengemeenschappen voor, die elders zeldzaarn tot zeer zeldzaam zijn. Er is ook een overvloed aan besdragende struiken die een goed leefmilieu bieden aan allerlei zangvogels.


(de Vogelmeer, nu in gebruik als  drinkwatervoorziening voor Haarlem en Amsterdam)

Door verdroging is een aantal planten- en diersoonten verdwenen, maar een aantal zal naar verwachting terugkomen als de waterwinning vermindert en de grondwaterstand van de duinen (daardoor en door andere beheersmaatregelen) weer hoger wordt. De begroeiing van het duingebied is gevarieerd, omdat de omstandigheden op kleine schaal grote verschillen kunnen bieden. De ligging ten opzichte van de zon, de hoogte van het grondwater, de invloed van de zoute zeewind zijn allemaal factoren die bepalend zijn voor de plantengroei ter plaatse.

Kenmerkend voor een goed bewaard duingebied dat van de zee tot ver naar binnen loopt is de aanwezigheid van alle elkaar opvolgende plantengemeenschappen: de enkele pionierplanten op het strand, de schaarse begroeiing van de duingraslanden vlak achter de zeereep en de steeds dichter wordende struwelen en het duinbos in de binnenduinen.

Ontstaan

De vorming van het duinlandschap is zo'n 5500 jaar geleden begonnen met het ontstaan van strandwallen. De zeestromingen langs de kust voerden zand aan, dat door de golfbeweging van de zee en de overwegend westenwind tot zandbanken werd opgeworpen. Op deze strandwallen vormden zich later duinen. Vrij hoge, droge zandruggen, omgeven door lager gelegen delen waarin zich veen vormde.

Achter de eerste duinenrij gingen bomen groeien en er ontstond een woud van eiken, iepen, linden, beuken en hazelaars, dat zich uitstrekte van het huidige Alkmaar tot Den Haag. Rond 1100 na Chr. traden grote veranderingen in. Klimaatsveranderingen met stormen veroorzaakten kustafslag en joegen het zand landinwaarts, zodat er zandverstuivingen met 'loopduinen' ontstonden op de strandwallen. Op deze wijze vormden zich de huidige duinen over de oude heen.

Bewoning en gebruik

Zo'n 2000 jaar voor het begin van onze jaartelling vestigden zich de eerste bewoners op de strandwallen. Later gingen zij verder landinwaarts wonen, maar bleven de duinen wel gebruiken voor de jacht en het kappen van hout. Aan het eind van de 18e eeuw begon men in de duinen landbouw te bedrijven. Dit werd geen succes; de grond was arm en de grondwaterstanden wisselden sterk. Bosbouw gaf betere resultaten. Vanaf het begin van deze eeuw werden Corsicaanse en Oostenrijkse dennen in de duinen geplant, vooral om het zand vast te houden. De naaldbomen horen eigenlijk niet in dit landschap, maar doen het er wel goed. In de binnenduinrand legde men eiken- en beukenbossen aan, die hier van oudsher ook al voorkwamen.

Bossen

De bossen van Zuid-Kennemerland bestaan in de westelijke helft vooral uit aangelegde naaldbossen. Verder oostelijk laat zich de invloed van de vroegere landgoederen zien. Hier vindt men hoofdzakelijk eikenbossen met vooral in het voorjaar kleurrijke ondergroei van stinzeplanten, de al eeuwen geleden verwilderde exotische planten zoals Sneeuwklokje, Wilde hyacinth, Bosanemoon, Knikkende vogelmelk en Voorjaarshelmbloem. In Midden-Heerenduin groeien Lelietjes-der-dalen, Eikvaren en Klimop onder de bomen. De beukenbossen hebben weinig ondergroei omdat de grote boomkronen zo weinig licht doorlaten en de humus van de bladeren zuur is, maar in de vochtige iepenbossen bloeien Dagkoekoeksbloem, Robertskruid, Look-zonder-look, Fluitekruid en Brandnetel; een goed leefmilieu voor vlinders, andere insekten en vogels

Strand en zeereep

Op het strand zorgen zout water en zeewind voor een dynamisch, kalkrijk milieu. Ter hoogte van IJmuiden groeit het strand aan; een ideaal milieu voor pionierplanten als Biestarwegras en Zeeraket kunnen hier gaan groeien. Iets verder zuidelijk ligt direct achter het strand de eerste hoge duinenrij, de zeereep genoemd. De voornaamste functie ervan is de bescherming van het land tegen de zee. Er staat vrijwel overal prikkeldraad omheen. Langs de hele kust wordt de zeereep beheerd door Rijkswaterstaat of Hoogheemraadschappen (in dit geval het Hoogheemraadschap Rijnland) en op deltahoogte
gehouden. Aan de landzijde van de zeereep heerst een veel milder klimaat dan aan de zeezijde. De begroeiing met prachtige vlierstruwelen is daardoor al veel gevarieerder dan aan de zeezijde. De zeereep is ook voor trekvogels van belang. Het is voor vele de eerste rustplaats na hun vlucht over zee. Ze gebruiken de zeereep ook vaak als oriëntatie om langs te vliegen naar het zuiden.

Achter de duinen van de zeereep

Achter de eerste duinenrij strekt het kale, open duinlandschap zich uit, waar de dauwbraam groeit. Dit is een taaie kruiper met kleine, bedauwd uitziende vruchten. Verder landinwaarts beginnen de duindoornstruwelen, die kenmerkend zijn voor de kalkrijke duinen van Zuid-Kennemerland. De struwelen van Zuid-Kennemerland worden beschouwd als de mooiste en meest oorspronkelijke onderdelen van dit duingebied. De begroeiing bestaat uit struiken van Duindoorn, Vlier, Kardinaalsmuts en Meidoorn. Niet alleen de bessen, maar ook de vele rupsen die zich in de struiken bevinden, maken dit landschap zeer aantrekkelijk voor zangvogels. Opvallend zijn in de voorzomer de kaalgevreten en ingesponnen Kardinaalsmutsstruiken.
 

Dieren

De vogelstand van het Nationaal Park Zuid-Kennemerland is zeer gevarieerd. Dit is te danken aan de vele landschaps- en vegetatietypen en aan de uitgestrektheid van het gebied. Ook de roofvogelstand is fors. De afgelopen 10 jaar hebben vijf soorten met succes gebroed. In totaal zijn ongeveer 230 vogelsoorten waargenomen, waarvan er zo'n 200 regelmatig komen rusten en fourageren. Zeventig tot negentig soorten kunnen als vaste broedvogels beschouwd worden. Dat is bijna de helft van alle soorten broedvogels die in Nederland voorkomen. Enkele soorten, die vooral in de kleinere vochtige valleien voorkomen zijn Rietgors, Kievit en Scholekster.
 

Het konijn

Het duindier bij uitstek, het konijn, is van oorsprong een Zuideuropees dier. Het werd in de 15e eeuw geïmporteerd en uitgezet voor de jacht. De jacht was voorbehouden aan de adel en er stonden zeer zware straffen op stroperij. Een explosieve groei van de konijnenpopulatie in heel West-Europa was het gevolg. Na de Tweede Wereldoorlog voerden de Fransen het myxomatose-viris in om het konijn te bestrijden. Het virus greep zo sterk om zich heen dat er sindsdien regelmatig grote aantallen konijnen aan myxomatose sterven, ook in Nederland. Zo langzamerhand treedt er echter enige resistentie tegen
de ziekte op.

Overigens hebben konijnen zelf een biologische rem op overbevolking. Als er voedsel- of ruimtegebrek optreedt, worden er minder konijnen geboren. De ongeboren jongen "lossen op" in de buik van het moederkonijn (voedster).
De konijnenstand neemt tegenwoordig zichtbaar toe in de duingebieden waar pony's zijn ingezet als grazers. Deze eten grote hoeveelheden duinriet, waardoor de vegetatie verjongt en malser wordt. Dit levert voor de konijnen beter verteerbaar voedsel op.

De vos

De vos hoort van nature thuis in de duinen. Bij opgravingen zijn resten gevonden die er op duiden dat vossen hier al ver voor onze jaartelling voorkwamen. In de 17e eeuw werden ze geheel uitgeroeid. Omstreeks 1968 werden ze voor het eerst weer in de omgeving van Haarlem gesignaleerd en vanaf dat moment zijn ze sterk in aantal toegenomen en hebben zich verspreid over de duinen langs de Hollandse kust. Uit tellingen blijkt dat het natuurlijk evenwicht zich inmiddels weer aan het herstellen is.

De ree

De ree is inheems in Nederland. In de kuststreek is hij echter eeuwen weggeweest. In 1952 zijn er weer reeën uitgezet in de Amsterdamse Waterleidingduinen, die zich al snel verspreid hebben over de andere duingebieden. In Zuid-Kennemerland leven op het ogenblik ongeveer 500 exemplaren.

Vleermuizen

In Zuid-Kennemerland komen diverse soorten vleermuizen voor, zoals Water- en Grootoorvleermuis. Een aantal jaren geleden ontdekte men dat de restanten van bunkers uit de Tweede Wereldoorlog als overwinteringsplaats dienden voor deze dieren.
Vooral de onderaardse gangenstelsels verzekeren de vleermuizen van rustige, koele (maar niet bevriezende) slaapplaatsen. Op de landgoederen liggen nog ijskelders, die voor dezelfde functie geschikt zijn gemaakt. In deze kelders werd in vroeger tijden 's winters ijs gestopt, dat tot diep in de zomer goed
bleef. Maar met name de vele oude holle bomen (eiken, beuken en linden) van de landgoederen aan de binnenduinrand zijn uitstekende vleermuisonderkomens.
 

Herinrichting duinmeren en tankgrachten

Duinmeren kunnen van nature ontstaan doordat open verbindingen met de zee afgesloten raken of doordat duinvalleien zover uitstuiven dat ze permanent onder water komen te staan. De duinmeren in het Nationaal Park zijn echter ontstaan als gevolg van zandwinning, waarbij nauwelijks rekening werd gehouden met een natuurlijke en landschappelijke inpassing. Alleen het Grote Vogelmeer in de Kennemerduinen is aangelegd met als doel de bevordering van de vogelstand en bij het
graven van dit duinmeer is wel gezorgd voor vrij vlakke oevers. Het meertje van Caprera vormt een uitzondering; dit is uit een duinbron ontstaan, ongeveer 800 jaar geleden.

In de Midden-Heerenduinen zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog anti-tankgrachten aangelegd. Hiervan zijn de oevers steil en de grachten zelf zijn diep. Ze hebben zich ontwikkeld tot een waardevol waterlint waar bijvoorbeeld de ijsvogel zich thuisvoelt.
Een aantal duinmeren wordt heringericht, waardoor broedvogels van open water en moerasgebied zich er weer thuisvoelen evenals amfibieën. Dit betekent dat een aantal meren ondieper werden gemaakt en dat te steile oevers werden afgevlakt.

Waterwinning en waterinfiltratie

De belangrijkste menselijke ingreep in de duinen is de waterwinning. In de loop der eeuwen heeft zich onder de duinen een grote bel zoet water gevormd. Daardoor was de oorspronkelijke grondwaterstand in de duinen zeer hoog. Grote delen van Zuid-Kennemerland waren vroeger drassig. De eerste verlaging ervan wordt teweeggebracht door de inpoldering van de Haarlemmermeer in 1851. Het peil ging op sommige plaatsen tot 5 meter naar beneden. Juist in die periode werd ook begonnen met waterwinning via een netwerk van kanalen in wat nu de Amsterdamse Waterleidingduinen heet.

Aanleiding was de cholera-epidemie in Amsterdam en de noodzaak om de stad van schoon drinkwater te voorzien.
De waterwinning in Zuid-Kennemerland startte in 1898. Hier werden geen kanalen gegraven, maar putten waaruit het grondwater werd opgezogen. Al in 1908 constateerde men verdroging als gevolg van waterwinning: bossen stierven af, de duingraslanden verdroogden en vochtige duinvalleien verdwenen.

De bevolking nam vooral na de Tweede Wereldoorlog sterk toe en de behoefte aan drinkwater groeide. Het duinwater dreigde op te raken en de duinen dreigden te verdrogen. Om enig soelaas te bieden werd in de jaren vijftig in een aantal duingebieden begonnen met infiltratie van voorgezuiverd oppervlaktewater uit de Rijn. Daarmee werd verdere daling van de grondwaterstand een halt toegeroepen. Het voedselrijke rivierwater zorgde echter wel plaatselijk voor bemesting van de oorspronkelijk voedselarme duinen. Verruiging was het gevolg. De infiltratie van Zuid-Kennemerland vond pas veel later plaats - in 1975- en was van korte duur. Bovendien beperkte deze zich tot slechts een klein gebied. De winning van grondwater is de laatste jaren in dit gebied verminderd door inloop van water bij andere waterwinbedrijven. De bovenduinwinning is gestopt.

Toch heeft de drinkwaterfunctie van de duinen ook een positieve kant. Waterwingebieden zijn in het verleden zorgvuldig beschermd tegen andere voor de natuur schadelijke en bovendien onontkoombare ontwikkelingen, zoals industrie en stedenbouw.

Vochtige duinvalleien

Door de vermindering van de duinwaterwinning zullen de vochtige duinvalleien zich weer gedeeltelijk kunnen herstellen, met name in het westelijk deel van het parkgebied. Daardoor kunnen karakteristieke planten als Parnassia, Fraai duizendguldenkruid, Slanke gentiaan, Moeraswespenorchis, Knopbies en Geelhartje daar weer gaan groeien. Ook allerlei vogels die een vochtige leefomgeving nodig hebben kunnen dan terugkomen, mits de rust gewaarborgd
wordt: Watersnip, Waterral, Snor en Roerdomp, maar ook roofvogels als Blauwe en Bruine kiekendief. Het natuurontwikkelingsproject Cremermeer zal ook in belangrijke mate gaan bijdragen aan het herstel van de vochtige duinvalleien.
 
 

Bezoekers

Toegang en toegankelijkheid

De toegang tot dit Nationaal Park is, in tegenstelling tot de meeste andere nationale parken, niet gratis. Een dagkaart is te krijgen bij alle hoofdingangen. Met een lidmaatschapsbewijs van Natuurmonumenten voorzien van een sticker van de Kennemerduinen (of omgekeerd) of een lidmaaatschapskaart van Caprera gecombineerd met een van de andere stickers kunt u zonder bijbetaling naar binnen.

Het Nationaal Park is via zeven ingangen te bezoeken. De meeste liggen aan de binnenduinrand, maar in het westen kan de bezoeker ook vanaf het strand in de duinen komen. Er lopen wandel- en fietspaden door grote delen van het gebied. Ruiterpaden zijn er vanuit de ingangen Bleek en Berg, Bergweg, Parnassia en Koevlak. Voor gehandicapten zijn er nog geen speciale voorzieningen in het padenstelsel.
Op dit moment kunnen rolstoelgebruikers het terrein het beste in via de fietspaden en grotere wandelpaden. Een rondwandeling via deze doorgaande paden is helaas nog niet goed mogelijk. In de toekomst zullen verbeteringen worden aangebracht in deze situatie.

Bezoekerscentrum

Bij de ingang Koevlak aan de Zeeweg te Overveen ligt het bezoekerscentrum. In dit centrum is allerlei informatie te vinden over het duingebied. Er is een vaste tentoonstelling met diorama's, er zijn diashows over diverse onderwerpen. Meestal is er ook een tijdelijke expositie over een speciaal onderwerp te bezichtigen. In de nabije toekomst zal het bezoekerscentrum worden vervangen door een nieuw, aan de eisen van deze tijd aangepast gebouw. Het nieuwe centrum zal ook meer ruimte bieden voor diverse educatieve activiteiten in het gebouw zelf en in de directe omgeving ervan.

Excursies en andere activiteiten

Door het Nationaal Park worden in het bezoekerscentrum, maar ook vanaf andere plaatsen educatieve activiteiten georganiseerd voor scholieren en bezoekers. Voorbeelden hiervan zijn: natuur- en milieutheater of activiteiten en excursies gekoppeld aan een bepaald thema, vaak in relatie tot de tijdelijke tentoonstelling in het bezoekerscentrum.
 

Eigendom en beheer

In totaal is er sprake van elf eigenaren/beheerders in het Nationaal Park Zuid-Kennemerland. De twee grootste zijn de Vereniging Natuurmonumenten (847 hectare) en de NV PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland (1240 hectare). De Kennemerduinen droegen al sinds 1950 de naam Nationaal Park, ver voordat er in Nederland sprake was van een nationaal parkenbeleid. Het werd beheerd door de Stichting 'Het Nationale Park De Kennemerduinen', waarin rijk, provincie en de gemeenten Amsterdam, Haarlem en Bloemendaal participeerden. De terreinen van deze Stichting zijn in 1996 eigendom geworden van de Provincie Noord-Holland. Het beheer wordt sindsdien gevoerd door de NV PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland.

Thijsse's wens

"Onze duinen zijn het product van onderlinge samenwerking van zee en zand, wind en water; plantengroei en dierenleven, Waar dit proces ongestoord plaats grijpt, ontstaat een landschap van wonderbare schoonheid en rijkdom, van eeuwigdurende bekoring, niet te benaderen door de allergrootste kunst van de beste landschapsarchitecten." Met deze openingszin begint de nota die Jac. P. Thijsse in 1944, een jaar voor zijn dood, schreef over het duingebied "tusschen den Zandvoortschen Straatweg en het Noordzeekanaal", dat in zijn ogen het nationaal park ofwel natuurreservaat en recreatieoord De Kennemerduinen moest worden.

Jac. P. Thijsse heeft het grootste deel van zijn leven in Haarlem en omgeving gewoond en gewerkt. Hij heeft aan de wieg gestaan van de Nederlandse natuurbescherming, maar hij was tevens een echte onderwijsvernieuwer. Daarom is het zo bijzonder dat juist in het jaar waarin zijn 50e sterfdag wordt herdacht een deel van zijn wens in vervulling gaat.
Met de instelling van het Nationaal Park Zuid-Kennemerland zullen de elf betrokken eigenaren en beheerders hun samenwerking intensiveren en het beheer nog beter op elkaar kunnen afstemmen. Natuurbescherming, voorlichting en educatie krijgen hierdoor een extra impuls.

Nationale Parken

Nationale parken zijn aaneensluitende natuurgebieden van tenminste 1000 hectare (10 km2) met bijzondere natuurwaarden. De educatieve voorbeeldfunctie wordt uitgewerkt in een "educatief netwerk", een samenhangend systeem van mensen, activiteiten en middelen, die zowel op elk park afzonderlijk zijn gericht als op het gehele parkenstelsel en het natuurbehoud en -beheer in het algemeen. Ten aanzien van de natuurgerichte recreatie wordt een evenwicht gezocht tussen het belang van de bezoeker en dat van de natuur.

Nadere informatie

Openingstijden bezoekerscentrum:
dinsdag t/m zondag van 10.00 tot 17.00 geopend
Groepen kunnen het bezoekerscentrum buiten de normale openingstijden op afspraak bezoeken.
NV PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland:

Bezoekerscentrum bezoekadres: Zeeweg, Overveen, tel. 023 - 5411123.
Postadres: Tetterodeweg 25, 2051 EG Overveen, tel. 023 - 5411111

Excursie-informatielijn: 023 - 5411119.

Coördinator Voorlichting en Educatie Nationaal Park Zuid-Kennemerland:
Dorpsstraat 65, 1901 EJ Castricum, tel. 0251 - 653819.

Secretariaat Nationaal Park Zuid-Kennemerland:
p/a Provincie Noord-Holland, Postbus 6090, 2001 HB Haarlem, 023 - 5143304.

Vereniging Natuurmonumenten:
Noordereinde 60, 1243 JJ 's-Graveland, tel. 035 - 6559955.

www.minlnv.nl

Vereniging voor Veldbiologie Haarlem