Aflaten
Aflaten spelen bij de bouw van een nieuwe kerk een grote rol. Als iemand geld geeft is hij onder bepaalde omstandigheden kwijtgescholden van straf in de hel. In de late Middeleeuwen komt een aflaat van enige betekenis van de paus in Rome.
Rond 1480 vraagt de hoofdzetel van de Orde der Johannieters in Rhodos de Commandeur van de Sint Jan in Haarlem om geld voor de strijd tegen de Turken. Wat eigenlijk niet is toegestaan gebeurt. De commandeur kondigt een eerder verleende aflaat opnieuw af. Dit gebeurt in navolging van de kerkmeesters van Sint Bavo die een nieuwe kerk bouwen.
De bisschop van Utrecht verleent in 1487 zijn goedkeuring. De kerkmeesters van de Bavo zijn woedend. Zij willen dat `Utrecht` onmiddellijk verlaarkt dat de aflaat vals is, hoewel zij zelf eerder precies hetzelfde hebben gedaan. Er komt een proces. Maar de commandeur krijgt op alle punten gelijk. De kerkmeesters moeten in 1507 1600 gouden dukaten boete betalen om aan een kerkelijke straf te ontkomen.
De Johannieters kunnen nu drie keer per jaar, op donderdag en vrijdag voor Pasen, op de geboortedag van St Jan (24 juni) en op de Heilig Kruisverheffing (14 september), een volle aflaat afkondigen. In de St Bavo kan dit maar een keer per jaar, op de zondag na Pinksteren.
In de Bavo is veel geld binnengehaald, zo blijkt uit het `oflaetsbuuc`. Boden stropen steden en dorpen in Holland en Zeeland af om iedereen te wijzen op de mogelijkheden van de aflaat in Haarlem op pinkstermaandag.
Een ordegeestelijke preekt die week elke dag om zeven uur `s morgens en `s avonds op `t Sant of in de kerk. Priesters uit de kloosters in Haarlem horen de biecht van de zondaars aan en op de dag zelf worden de relieken uitgestald op een tafel waarop ook de aflaatkist staat.